Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de discriminatie in de huisvesting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Véronique Lefrancq
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 363)

 
Datum ontvangst: 14/10/2020 Datum publicatie: 07/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 25/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In de kranten van dinsdag 13 oktober 2020 lezen we dat Unia in 2019 271 dossiers voor gevallen van discriminatie in de huisvesting heeft aangelegd, waarvan 56 in Brussel. Unia merkt trouwens op dat het aantal dossiers voor discriminatie in de huisvesting op vijf jaar tijd met 42% is gestegen.

Als de criteria waarop de discriminaties gebaseerd zijn, nader worden bekeken, stelt men vast dat ze over het algemeen en jammer genoeg vaak dezelfde zijn, namelijk:
- het vermogen van de kandidaat-huurder in 47,2% van de geregistreerde gevallen van discriminatie in de huisvesting;
- ras in 27,2%;
- handicap in 13,9%.

De problemen zijn inderdaad enorm voor iemand die een woning wil huren als hij werkloos is, een buitenlands klinkende naam of een beperking heeft. De profielen die in de huisvesting het meest gediscrimineerd zouden worden, zijn volgens het artikel van dinsdag 13 oktober mannen met een Maghrebijns klinkende naam.

De strijd tegen discriminatie in de huisvesting werd tijdens de vorige zittingsperiode opgevoerd. Zo had de minister van Huisvesting, Céline Fremault, een eerste actieplan gelanceerd dat gericht was op gelijke toegang tot huisvesting. Het plan omvatte drie maatregelen:
- In de eerste plaats, strengere bepalingen ter bestrijding van discriminatie bij de regionalisering van de huurcontracten.
- Vervolgens, de organisatie van een informatie- en bewustmakingscampagne en van een colloquium over discriminatie in de huisvesting, het opstellen van specifieke brochures en het voeren van een affichecampagne tegen discriminatie ter attentie van de vastgoedkantoren.
- Tot slot, de organisatie van opleidingen voor de vastgoedmakelaars in samenwerking met Unia en het Beroepsinstituut voor Vastgoedmakelaars (BIV), die veel succes hadden.

Al die elementen hebben de bakens gelegd voor de ordonnantie van 21 december 2018 tot wijziging van de Brusselse Huisvestingscode teneinde de strijd tegen discriminatie bij de toegang tot huisvesting te versterken, die de situatietests in de huisvesting formeel invoert in het Brussels Gewest en in september 2019 in werking is getreden.

In die optiek wens ik u de volgende vragen te stellen en de volgende problemen bij u aan te kaarten:

1. In het licht van de cijfers die op dinsdag 13 oktober in de pers zijn bekendgemaakt:

- Kunt u de laatste bijgewerkte cijfers bezorgen over discriminatie in de huisvesting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Unia spreekt van 56 dossiers voor Brussel. Beschikt u over dezelfde cijfers? Op welke criteria zijn de discriminaties in de huisvesting in het Brussels Gewest het vaakst gebaseerd? Kunt u een uitsplitsing in procenten geven? Zijn er schommelingen ten opzichte van de cijfers van 2019 en 2018? Kunt u elementen aanreiken die de eventuele schommelingen gedeeltelijk verklaren? Kunt u de cijfers voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook vergelijken met die voor Wallonië en Vlaanderen? Wat komt uit die vergelijking naar voren? Wordt er in het Brussels Gewest proportioneel gezien meer gediscrimineerd in de huisvesting ten opzichte van de overige Gewesten en waarom? Of is Brussel, integendeel, de goede leerling van de klas en waarom? Volgens de cijfers van Unia is het Brussels Gewest, dat ongeveer 10% van de Belgische bevolking telt, goed voor twee keer zoveel dossiers, 20% van de dossiers die alleen al door Unia zijn aangelegd.

2. In een interpellatie van 3 oktober 2019 hebt u verklaard dat huisvesting.brussels één jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving in september 2019 - dus in september 2020 - een evaluatie van de toepassing zou uitvoeren om voldoende feedback te krijgen.

- Heeft huisvesting.brussels daadwerkelijk een evaluatie uitgevoerd van de nieuwe wetgeving die in september 2019 in werking is getreden? Zo ja, kunt u de evaluatie dan vandaag met ons delen? Wat blijkt daaruit? Zijn er suggesties voor verbetering? Worden er updates, amendementen of andere wijzigingen van de wetgeving besproken? Zo neen, waarom dan niet?

3. In een vraag om uitleg van 12 maart 2020 hebt u verklaard dat er een grote communicatiecampagne ter bestrijding van discriminatie in de huisvesting was gepland, maar dat de programmering vertraging had opgelopen, omdat de overheidsopdracht, die in mei 2019 was uitgeschreven, niet kon worden gegund. Er moest dus een nieuwe overheidsopdracht georganiseerd worden.

- Kunt u meedelen of de nieuwe overheidsopdracht betreffende de grootschalige bewustmakingscampagne inderdaad werd uitgeschreven? Zo ja, wat is dan de stand van zaken: hoeveel kandidaten hebben een offerte ingediend, is de overheidsopdracht gegund of wordt ze nog gegund? Als de overheidsopdracht is gegund, is er dan al een agenda voor de bewustmakingscampagne opgesteld? Als de overheidsopdracht nog niet gegund is, kunt u dan uitleggen waarom?

Nog steeds in maart jongstleden hebt u gemeld dat Unia slechts één melding heeft gemaakt bij de DGHI (directie gewestelijke huisvestingsinspectie). De melding ging over een particuliere verhuurder. Op de melding van Unia is echter geen test gevolgd. Dat betekende niet dat er geen ernstige aanwijzingen waren, maar gewoon dat de woning in kwestie niet meer te huur was gesteld toen de melding werd gemaakt, zodat er geen test meer konden worden georganiseerd.

- Kunt u de gegevens actualiseren? Hoeveel meldingen werden geteld? Zijn er tests uitgevoerd? Zo ja, kunt u dan de aard, het doel, de eerste melding en de datums van de test(s) verstrekken?

4. Tot slot wil ik mijn vraag afsluiten met de mededeling aan mijn collega's dat ik op 22 juni laatstleden een voorstel van resolutie heb ingediend tot oprichting van een dienst tegen discriminatie in de huisvesting, met onder meer:

- een groen nummer voor meldingen, vragen en klachten van slachtoffers van discriminatie in de huisvesting;

- permanenties voor de slachtoffers van discriminatie in de huisvesting met de mogelijkheid om bijstand te krijgen bij het opstellen van een klachtendossier bij Unia en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen;

- een specifieke campagne ter bevordering van de dienst tegen discriminatie in de huisvesting;

- de aanmoediging van de aanstelling van een referentiepersoon voor discriminatie in de huisvesting binnen de gemeentebesturen.

Ik wil dan ook van de gelegenheid gebruikmaken om nu al uw steun te vragen voor dat voorstel, dat hopelijk binnenkort aan de commissie zal worden voorgelegd. De staatssecretaris en parlementsleden zullen het uiteraard met mij eens zijn dat een proactieve houding noodzakelijk is om discriminatie in de huisvesting te bestrijden. Daarom heeft de Brusselse cdH het voorstel van resolutie in het Brussels Parlement ingediend.
 
 
Antwoord    Tussen 1 september 2019, de datum van inwerkingtreding van de Ordonnantie van 21 december 2018, en 15 oktober 2020 heeft Brussel Huisvesting 17 dossiers geopend.

De verdeling per beschermd criterium is als volgt (in veel dossiers heeft de discriminatie betrekking op verschillende beschermde criteria):
- Vermogen (inkomstenbron): 14 dossiers (82,3%);
- Handicap: 4 dossiers (23,5%);
- Leeftijd: 3 dossiers (17,6%);
- Etnische criteria (nationaliteit, afkomst, huidskleur, enz.): 2 dossiers (11,8%);
- Geloofsovertuiging: 1 dossier (5,9%);
- Politieke overtuiging: 1 dossier (5,9%);

Gezien het kleine aantal dossiers, is de steekproef niet noodzakelijk representatief voor de dossiers die de DGHI in de toekomst mogelijk moet behandelen. Ze is ook niet representatief voor de discriminatie die in de praktijk wordt ervaren en die in studies van de VUB naar voren kwam.

Het criterium met betrekking tot het vermogen (inkomstenbron) heeft sterk de overhand in vergelijking met de andere criteria, maar dit wordt waarschijnlijk verklaard door het feit dat discriminatie op grond van dit criterium gemakkelijker expliciet tot uiting wordt gebracht (met name in de discriminerende advertenties in zes initiatiefdossiers die de DGHI heeft geopend).

Als de discriminatiegrond duidelijk tot uiting wordt gebracht, is het gemakkelijker om bewijs van de inbreuk te verzamelen, wat waarschijnlijk leidt tot meer klachten of meldingen van kandidaat-huurders en meer meldingen van UNIA.

Ter herinnering: er werden twee studies uitgevoerd over discriminatie op de huisvestingsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: door de Universiteit Gent in 2017 en door de VUB in 2019.

Zoals u in uw vraag vermeldt, bevatten de door Unia opgestelde verslagen systematisch een analyse van de situatie en een vergelijking van het aantal ontvangen meldingen over feiten van discriminatie in de drie Gewesten. De situatie in Brussel is met name te verklaren door de sterk overbevraagde huurmarkt en doordat ons Gewest een hoger percentage huurders heeft dan de andere twee Gewesten.

Het evaluatieverslag over de wetgeving werd mij op 15 oktober 2020 toegestuurd door de werkgroep die bestaat uit vertegenwoordigers van Brussel Huisvesting, Unia, het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, VUB-professor Pieter-Paul Verhaeghe en waarbij equal.brussels betrokken was.

De voornaamste aanbevelingen van de werkgroep zijn:
- Een uitbreiding van de lijst met beschermde criteria en de afstemming ervan op de andere Brusselse, federale, maar ook Waalse en Vlaamse antidiscriminatiewetgevingen;
- Wat discriminatie op grond van handicap betreft, stelt de werkgroep voor om te verduidelijken dat de weigering om redelijke aanpassingen te voorzien een vorm van discriminatie kan zijn, waarbij wordt aangegeven in hoeverre een aanpassing al dan niet als redelijk moet worden beschouwd;
- De werkgroep stelt ook voor om de mogelijkheid te overwegen om proactieve tests uit te voeren, d.w.z. zonder dat er vooraf sprake is van een klacht of melding, of zonder dat er vooraf ernstige aanwijzingen van discriminatie nodig zijn, in tegenstelling tot wat momenteel in artikel 214 bis van de huisvestingscode is bepaald. Indien de wetgever de mogelijkheid van proactieve tests niet wil toegeven, beveelt de werkgroep op zijn minst aan om te verduidelijken wat kan worden opgevat als "ernstige aanwijzingen van discriminatie" als voorafgaande voorwaarde voor het uitvoeren van de testen;
- De mogelijkheid analyseren om een beroep te doen op acteurs bij de organisatie van bezoeken/testen;
- Een betere omschrijving van de informatie die de verhuurder van de kandidaat-huurder kan opvragen voor, tijdens en na het bezoek aan een woning;
- Het invoeren van een mogelijkheid tot bemiddeling tussen de dader en het slachtoffer;
- De versterking van de menselijke middelen van de DGHI;
- Het beter informeren van het publiek, in het bijzonder over discriminatie op grond van vermogen, leeftijd, handicap, enz. en over goede praktijken die door verhuurders en vastgoedmakelaars moeten worden toegepast.

Er zal een voorontwerp van ordonnantie worden voorgelegd aan de ministerraad zodat een nieuwe Europese richtlijn ter zake kan worden omgezet. Dit zal een gelegenheid zijn om bijkomende wijzigingen van de Brusselse Huisvestingscode voor te stellen, op basis van de aanbevelingen van de werkgroep.

In het kader van het Noodplan voor de Huisvesting dat in de komende weken aan de ministerraad zal worden voorgelegd, is het met name de bedoeling om drie voltijdequivalenten aan te werven om discriminatiedossiers te onderzoeken.

Dit in het Frans opgesteld verslag wordt momenteel naar het Nederlands vertaald. Dit verslag en het gevolg dat ik er aan wil geven, zullen tegen het einde van dit jaar aan het Parlement worden bezorgd.


Wat de overheidsopdracht voor de bewustmakingscampagne betreft, heb ik het voorstel voor de gunning van de overheidsopdracht gevalideerd. Er hebben negen kandidaten een offerte ingediend.

De totale kosten van de campagne bedragen 60.000,00 euro exclusief btw of 72.600,00 euro inclusief btw.

De campagne zal de volgende bewustmakingsacties omvatten:
- Een grootschalige digitale campagne via de sociale netwerken;
- Een website dat als uithangbord dient met allerhande informatie over het thema en met een tool voor meldingen.

De campagne zal in 2021 van start gaan.


Het gebruik van discriminatietesten door de DGHI is strikt geregeld door de Huisvestingscode (art. 214 bis).

Er zijn drie cumulatieve voorwaarden nodig om een test te kunnen uitvoeren. Er is een klacht of voorafgaande melding nodig; er moeten ernstige aanwijzingen van discriminatie zijn en er mag geen sprake zijn van uitlokking.

Sinds de inwerkingtreding van de ordonnantie heeft de DGHI 17 dossiers geopend: 9 dossiers op basis van meldingen van Unia, 6 op eigen initiatief en 2 op basis van meldingen van burgers.

Voor deze dossiers was er geen discriminatietest uitgevoerd, ofwel omdat er niet was voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald door de Huisvestingscode, ofwel omdat de test niet nodig was om de overtreding vast te stellen, ofwel omdat de test niet kon worden uitgevoerd (omdat de woning al verhuurd was).

Er moet op worden gewezen dat de discriminatietests niet altijd noodzakelijk zijn om het bestaan van de inbreuk aan te tonen. Als de overtreding schriftelijk wordt vastgesteld, kan de verhuurder of de vastgoedmakelaar rechtstreeks worden opgeroepen voor een hoorzitting. Er vonden al 6 hoorzittingen van verhuurders en vastgoedmakelaars plaats en er zijn er nog 6 gepland.