Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de strijd tegen racisme en islamofobie.

Indiener(s)
Farida Tahar
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 365)

 
Datum ontvangst: 15/10/2020 Datum publicatie: 07/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 25/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/10/2020 Ontvankelijk p.m.
25/11/2020 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    In België is islamofobie1 vooral gericht tegen vrouwen.

In zijn activiteitenverslag 2019
2 vermeldt het Collectief tegen Islamofobie in België (CTIB) dat islamofobie 90,6% van de vrouwen treft tegenover 9,4% van de mannen. Deze vaststelling wijst op de genderdimensie van de afwijzingsmechanismen.

Van de 108 meldingen die het CTIB tussen 1 januari en 31 december 2019 heeft ontvangen, heeft het 80 dossiers aangelegd wegens feiten die getuigen van islamofobie.
Na analyse van de cijfers waarover het CTIB beschikt, benadrukt het collectief het structurele en institutionele karakter van het racisme, aangezien de islamofobie in 44% van de gevallen uitgaat van overheidsinstellingen of -diensten.

De bij het CTIB gemelde gevallen zijn echter slechts het topje van de ijsberg.
Het Interfederaal Gelijkekansencentrum (UNIA) heeft 290 dossiers voor discriminatie op grond van geloofsovertuiging behandeld (bij 9 van de 10 "geloofsovertuigingen” gaat het om de islam).

In bijna 9 van de 10 gevallen zijn de feiten in strijd met de wet. Bij meer dan de helft (51,3%) gaat het om discriminatie, bij 16,3% om aanzetten tot haat, bij 15% om haatdelicten en bij 5% om pesterijen, hoofdzakelijk op het werk.

Ik weet dat u, net als mijn fractie,
zeer gevoelig bent voor de strijd tegen racisme en discriminatie, waarbij rekening wordt gehouden met het genderaspect en de intersectionele dimensie. Werken aan de inclusie van alle mensen in de samenleving moet een prioriteit zijn! Daarom moet het overheidsbeleid op het gebied van gelijke kansen ambitieus en mobiliserend zijn.

In dat verband had ik u graag de volgende vragen gesteld:

- Hebt u kennis genomen van het activiteitenverslag 2019 van het CTIB en van het verslag van UNIA? Zo ja, hoe interpreteert u dan de cijfers over islamofobie in België?

- Welke maatregelen ter bestrijding van racisme en met name islamofobie zal u binnenkort treffen?

- Welke specifieke oproepen tot projecten ter bestrijding van racisme en discriminatie werden in het Brussels Gewest gedaan? Welke verenigingen hebben daar positief op gereageerd? Wat is de aard van hun projecten en hun doelgroep?

- Hoe staat het met de implementatie van het Brussels Wetboek ter bestrijding van discriminatie dat de Brusselse regering heeft beloofd in overeenstemming met de algemene beleidsverklaring
3?


1 In zijn activiteitenverslag 2019 omschrijft het CTIB islamofobie als “het geheel van gewelddaden (haatzaaiende uitspraken, pesterijen, discriminatie, haatmisdaden en haatdelicten) tegen minstens een persoon, een goed of een instelling wegens het reëel of verondersteld behoren tot de moslimreligie. Het geweld kan verbaal, psychologisch, fysiek en/of economisch zijn”.
2 https://ccib-ctib.be/index.php/2020/06/23/rapport-dactivites-2019-lislamophobie-une-realite-pour-beaucoup/
3 http://weblex.irisnet.be/data/crb/doc/2019/137924/images.pdf
 
 
Antwoord    Uw vraag biedt me de gelegenheid het belang van een goed gecoördineerd beleid inzake de strijd tegen racisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de verf te zetten. Dat is zoals u weet een van de ambities voor deze legislatuur.

Burgers zijn dagelijks het slachtoffer van Islamofobie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. dat blijkt ruimschoots uit de rapporten die u aanhaalt en die ik heb gelezen, maar ook uit de feedback die ik ontving tijdens ontmoetingen in het verenigingsleven aan het begin van deze legislatuur.

Naar aanleiding van deze bevindingen werd er een Reflectie- en Actiecomité tegen Gendergerelateerde Islamofobie (CRACIS) opgericht, dat deskundigen van verschillende milieus samenbrengt (Unia, het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, het collectief Kahina, het Collectief Tegen Islamofobie in België en de vzw Eveil). Het comité is belast met het verzamelen van gegevens over seksistische islamofobie en het formuleren van aanbevelingen.

Racisme kan meerdere gezichten aannemen en het is onze taak om alle vormen van racisme te bestrijden: islamofobie, antisemitisme, negrofobie, racisme tegen Roma, racisme tegen mensen van Aziatische origine, enzovoort.

Haatmisdrijven en discriminatie kunnen ook op meerdere aspecten betrekking hebben (intersectionaliteit). Er bestaan verschillende maatregelen om deze problematiek te bestrijden.

Een actieplan tegen racisme vormt vandaag een onontbeerlijk instrument. Ik kan u dan ook bevestigen dat we zijn begonnen met het opstellen van het nieuwe gewestelijke actieplan tegen racisme. Daarbij overleggen we met de institutionele, politieke en administratieve en middenveldpartners, om ervoor te zorgen dat de maatregelen in het plan rekening houden met de dringende behoeften op het terrein en met de realiteit in Brussel. Het plan zal zich met name baseren op de evaluatie van het gewestelijke actieplan tegen racisme 2019-2020, die net is afgerond. Het moet een omstandig plan worden. Het zal de periode van 2021 tot 2024 bestrijken, zodat we acties op middellange termijn kunnen voeren en er de impact van kunnen meten.

Ik ga er van uit dat elke gewestelijke bevoegdheid te maken krijgt met discriminatievormen die verband houden met zogenaamde raciale criteria. Het zal dus een transversaal actieplan worden, met een waaier van acties die verband houden met alle gewestelijke bevoegdheden, waardoor het fenomeen op structurele wijze kan worden aangepakt.

Twintig jaar na de Wereldconferentie tegen racisme, die plaatsvond in Durban in 2001, staat België voorts ook op het punt een interfederaal actieplan tegen racisme op te stellen en het Gewest neemt momenteel actief deel aan de besprekingen en de werkzaamheden van de Interministeriële conferentie tegen racisme.

De gewestelijke en interfederale plannen mogen niet de enige instrumenten in de strijd tegen racisme zijn, gelet op de huidige omvang van het probleem. Er worden dus ook andere instrumenten ingezet. Ik reken daar onder meer mijn subsidiebeleid bij. Thematische projectoproepen gericht op de verenigingssector vormen fundamentele instrumenten voor de ondersteuning van door experten gedragen projecten, die beantwoorden aan de behoeften en de realiteit op het terrein.

Zo werd eind 2019, inde aanloop naar de dag tegen racisme op 21 maart 2020 ook een projectoproep uitgeschreven die specifiek gericht was op acties ter bestrijding van racisme In het kader daarvan werden 42 projecten ingediend door verenigingen, waarvan er 26 geselecteerd werden. Bovendien werden in het kader van de transversale projectoproep van mei 2020 zes projecten in verband met de strijd tegen racisme ingediend. De details van de projecten zijn in de bijlage opgenomen.

Voor mij vormen de projectoproepen dan ook een fundamenteel instrument om continu in dialoog te blijven met de verenigingen die tegen racisme strijden en voor gelijke kansen ijveren in het Gewest.

Naast de projectoproepen is ook de wetgeving een onontbeerlijk instrument om de strijd tegen racisme aan te gaan. Het Gewest spreekt al jaren over een kaderordonnantie inzake antidiscriminatie, die de wetgeving voor de verschillende gewestelijke materies harmoniseert, en daarom werd er begonnen met een codificering. De regering wil daarmee een coherent en gestructureerd geheel van regels verkrijgen en een harmonisering die de bescherming van de burgers vergroot, ongeacht het gewestelijke bevoegdheidsdomein. Om de kwaliteit van deze codificering te waarborgen, zal er eerst een evaluatiefase aan voorafgaan.

De ambitie is om meer te doen dat wetgevend en technisch werk, om tot een concreet resultaat te komen dat de burger beschermt.

De evaluatie en het schrijven van het wetboek zal heel 2021 in beslag nemen. Zo kan equal.brussels alle nodige contacten en adviezen verzamelen binnen de verschillende administraties van het Gewest.

Unia en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen zullen dit proces ook van heel dichtbij opvolgen en ze zullen bovendien hun expertise aandragen. Bovendien zal de brede bevraging van het middenveld aan het begin van mijn mandaat als basis voor het denkproces worden gebruikt.

Voorts zal ook het advies van de Raad voor personen met een handicap en van de Brusselse Raad voor Gelijkheid tussen Vrouwen en Mannen zal ook worden gevraagd.

Tot slot moet sanctionering worden voorafgegaan door preventie en sensibilisering, en in 2021 zal een antiracismecampagne worden opgezet. Deze campagne zal Brusselaars sensibiliseren en oproepen om actief bij te dragen aan de bestrijding van islamofobie en alle vormen van racisme, en om de Brusselse etnisch-culturele diversiteit te omarmen en te promoten door hen te vragen stereotypen te helpen doorbreken en zo discriminatie te voorkomen. In het kader van deze campagne zullen projectoproepen worden uitgeschreven om verenigingen die actief zijn in dit domein de kans te geven eraan mee te werken.