Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de discriminatie in de huisvesting: geen enkele praktijktest.

Indiener(s)
Zoé Genot
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 366)

 
Datum ontvangst: 15/10/2020 Datum publicatie: 07/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 25/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op 13 oktober 2020 verscheen in bx1 een nieuw artikel over de praktijktests in de huisvesting in de strijd tegen discriminaties. Het artikel komt niet als een verrassing, aangezien we u in juni al hadden geïnterpelleerd over een artikel van Bruzz waarin dezelfde vaststelling werd gedaan: er is geen enkele praktijktest uitgevoerd op de Brusselse huurmarkt sinds de wet op 1 september 2019 in werking is getreden.

De cijfers die door de pers worden bekendgemaakt, zijn nochtans alarmerend: uit een studie van onderzoekers van de VUB over discriminaties door vastgoedmakelaars op de particuliere huurmarkt in Brussel tijdens de eerste zeven maanden van 2019 blijkt "dat kandidaat-huurders met een Noord‑Afrikaanse naam die een werkloosheidsuitkering ontvangen of een intellectuele beperking hebben, systematisch gediscrimineerd worden".

Gelet op die magere balans worden verschillende verklaringen voor die situatie aangevoerd: de dossiers voldeden niet aan de voorwaarden, de test was niet nodig of volgens de directeur van Unia zijn er niet genoeg personele en financiële middelen.

U hebt zelf tijdens een plenaire vergadering toegegeven dat de regels te streng zijn. Daarom zou de ordonnantie eind 2020 worden geëvalueerd en zou een werkgroep worden opgericht om de wetgeving betreffende de proactieve tests te verbeteren. Bovendien heeft er normaal gezien eind juni een opleiding plaatsgehad voor vijftien personeelsleden van de DGHI.

Hoeft er nog te worden herinnerd aan het nut van een dergelijke maatregel? Zoals ik in juni van vorig jaar al heb verklaard, hebben onderzoekers van de stad Gent in 2015, bij het starten van het onderzoek en de tests om de discriminatie in kaart te brengen, vastgesteld dat 47% van de particuliere verhuurders, of een op twee, discrimineert. Vervolgens hebben ze intensief proactief getest en zijn ze erin geslaagd dat percentage te verminderen tot 21%, wat nog steeds één op vijf eigenaars is.

Naar aanleiding van het nieuwe artikel wens ik u de volgende vragen te stellen:

­ Is de werkgroep opgericht? Zo ja, wie zijn de leden? Op welke basis zijn ze geselecteerd? Wat is hun doelstelling? Wat is hun tijdschema?

­ Als de werkgroep nog niet is opgericht en nog niet is bijeengekomen, waarom dan niet?

­ Als u spreekt van een evaluatie van de wetgeving, gebeurt dat dan enkel door de werkgroep of ook met andere middelen? Bent u van plan een ontwerp van wijzigingsordonnantie op te stellen?

­ Is het mogelijk om na de begrotingsbesprekingen te weten of er iemand in dienst zal worden genomen om de discriminatietests uit te voeren?

­ Krijgen de personeelsleden nog andere opleidingen betreffende de praktijktests?

­ Wat wordt gedaan om discriminerende verhuurders te identificeren: een campagne om meldingen aan te moedigen, een eenvoudige meldingsprocedure?
 
 
Antwoord    De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van Brussel Huisvesting (Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie, Directie Juridische Zaken Huisvesting, en personeel van de Algemene Directie), Unia, het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, equal.brussels en Pieter-Paul Verhaeghe, professor aan de VUB. Met uitzondering van professor Verhaeghe, die verschillende studies over discriminatie op de huisvestingsmarkt heeft uitgevoerd, zijn de andere deelnemers van de werkgroep door hun organisaties gekozen omdat zij werkzaam zijn op het gebied van de bestrijding van discriminatie op de huisvestingsmarkt. De werkgroep heeft mij op 15 oktober 2020 haar verslag gestuurd.

De opdracht van de werkgroep bestond erin een evaluatie van de wetgeving op te stellen op basis van de respectieve ervaringen van de leden, en dit door de conclusies van concrete dossiers die door de DGHI werden behandeld, te integreren. De voornaamste aanbevelingen van de werkgroep zijn:
- Een uitbreiding van de lijst met beschermde criteria en de afstemming ervan op de andere Brusselse, federale, maar ook Waalse en Vlaamse antidiscriminatiewetgevingen.
- Wat discriminatie op grond van handicap betreft, stelt de werkgroep voor om te verduidelijken dat de weigering om redelijke aanpassingen te voorzien een vorm van discriminatie kan zijn, waarbij wordt aangegeven in hoeverre een aanpassing al dan niet als redelijk moet worden beschouwd;
- De werkgroep stelt ook voor om de mogelijkheid te overwegen om proactieve tests uit te voeren, d.w.z. zonder dat er vooraf sprake is van een klacht of melding, of zonder dat er vooraf ernstige aanwijzingen van discriminatie nodig zijn, in tegenstelling tot wat momenteel in artikel 214 bis van de huisvestingscode is bepaald. Indien de wetgever de mogelijkheid van proactieve tests niet wil toegeven, beveelt de werkgroep op zijn minst aan om te verduidelijken wat kan worden opgevat als "ernstige aanwijzingen van discriminatie" als voorafgaande voorwaarde voor het uitvoeren van de testen;
- De mogelijkheid analyseren om een beroep te doen op acteurs bij de organisatie van bezoeken/testen;
- Een betere omschrijving van de informatie die de verhuurder van de kandidaat-huurder kan opvragen voor, tijdens en na het bezoek aan een woning;
- Het invoeren van een mogelijkheid tot bemiddeling tussen de dader en het slachtoffer;
- De versterking van de menselijke middelen van de DGHI;
- Het beter informeren van het publiek, in het bijzonder over discriminatie op grond van vermogen, leeftijd, handicap, enz. en over goede praktijken die door verhuurders en vastgoedmakelaars moeten worden toegepast.
Er zal een voorontwerp van ordonnantie worden voorgelegd aan de Raad van Ministers zodat een nieuwe Europese richtlijn ter zake kan worden omgezet. Dit zal een gelegenheid zijn om bijkomende wijzigingen van de Brusselse Huisvestingscode voor te stellen, op basis van de aanbevelingen van de werkgroep.

In het kader van het Noodplan voor de huisvesting dat in de komende weken aan de Raad van Ministers zal worden voorgelegd, wordt in het bijzonder voorzien om drie voltijdse equivalenten aan te werven om discriminatiedossiers te onderzoeken.

Afhankelijk van het profiel van de personeelsleden die zullen worden aangeworven om de DGHI te versterken bij de uitoefening van deze opdracht, zullen specifieke opleidingen worden voorzien.

Momenteel kunnen meldingen naar de DGHI worden verstuurd via het online formulier dat beschikbaar is op de website huisvesting.brussels of per e-mail of post. Personen die melding willen maken van discriminatie kunnen zich ook richten tot Unia en het online formulier van deze organisatie invullen. De burgers kunnen ook informatie ontvangen aan de loketten van Brussel Huisvesting aan het Noordstation, maar deze zijn momenteel gesloten omwille van de beperkende gezondheidsmaatregelen.

In 2021 zal er ook een communicatiecampagne voor het grote publiek gelanceerd worden. De campagne zal de volgende bewustmakingsacties omvatten:
- Een grootschalige digitale campagne via de sociale netwerken;
- Een website dat als uithangbord dient met allerhande informatie over het thema en met een tool voor meldingen.