Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de onkruidbestrijding.

Indiener(s)
Françoise Schepmans
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 539)

 
Datum ontvangst: 08/10/2020 Datum publicatie: 13/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 01/12/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
29/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Sinds het verbod op het gebruik van chemische onkruidverdelgers (september 2014) heeft het gemeentepersoneel het steeds moeilijker om grasperken te onderhouden, met name op de begraafplaatsen in het Brussels Gewest.

Ondanks alle inspanningen van het personeel om het onkruid met de hand of met natuurlijke onkruidverdelgers te verwijderen, bieden de grasperken een verwaarloosde aanblik die terecht ontevredenheid onder de bewoners veroorzaakt.

Mijn vragen zijn als volgt:

1. Welke oplossingen/alternatieven raadt u de gemeenten aan?

2. Wat zijn de methodes die Leefmilieu Brussel gebruikt in de ruimten die het beheert?

3. Wat zijn de kosten van deze methodes?
 
 
Antwoord    1/

Het bannen van gewasbeschermingsmiddelen impliceert noodzakelijkerwijs een verandering in de wijze waarop de openbare ruimte wordt beheerd, wat op zijn beurt leidt tot veranderingen in het stedelijk landschap.

Deze transitie kan niet worden beperkt tot een zuiver technische vervanging, die onvermijdelijk zou leiden tot een stijging van de beheerskosten door een toename van de behoefte aan arbeidskrachten om ruimten zonder wilde vegetatie te onderhouden.

Dit geldt des te meer voor begraafplaatsen, plaatsen met een sterke symbolische waarde voor de bevolking, waarvan de vaak mineraalrijke inrichting het pesticidevrije beheer niet vergemakkelijkt.

Daarom wordt de voorkeur gegeven aan een gekozen in plaats van een te bestrijden vegetatie, en een extensiever beheer van de ruimten.

De alternatieve preventietechnieken behelzen dus vaak een vergroening: de beplanting van grindpaden, het aanplanten van bodembedekkingen, het aanplanten van vaste plantenmassa’s in strooiweiden en aan de voet van graven, het zaaien van bloemenweides of zelfs de eco-begrazing in extensiveringsgebieden (die nog niet in gebruik zijn), het gedifferentieerd maaien, enz.

Naast deze praktijken, bestaan er ook curatieve alternatieven voor pesticiden (inclusief voor "natuurlijke/ecologische/bio"-pesticiden, die ook verboden zijn) voor oppervlakken die we vrij willen maken van vegetatie: mechanisch wieden (eggen en getrokken roosters, roterende borstels, enz.), handmatig wieden of zelfs thermisch wieden (warm water, infrarood, directe vlam, enz.).

Verschillende gemeenten hebben sommige van deze praktijken al met succes toegepast op hun begraafplaatsen die een voorbeeldfunctie vervullen: Ukkel, Anderlecht, Sint-Gillis...

Ook de gemeenten Elsene en Molenbeek werden sinds eind 2019 in het kader van hun Agenda 21 gesubsidieerd voor de uitvoering van ecologische beheersplannen voor hun begraafplaatsen.

Bovendien is een positieve communicatie cruciaal om de verandering te begeleiden en te zorgen voor een betere aanvaarding door de bevolking: sensibiliseringspanelen, krantenartikelen en gemeentelijke websites, enz.

Tot slot, is een ander cruciaal aspect de sensibilisering en opleiding van het werkveldpersoneel, aangezien veranderingen vaak traag tot stand komen in de praktijk, er grote lacunes zijn in de agronomische opleiding van tuiniers (die trouwens soms alleen maar grafdelvers zijn) en er hardnekkige misvattingen bestaan.

Zo is uit een recent onderzoek van de gemeente Etterbeek (via het “Agenda 21”-project) gebleken dat de tolerantie voor onkruid bij de gemeentelijke arbeiders veel lager was dan bij de bevolking in het algemeen, zelfs na een verhoogde sensibilisering gedurende 2 jaar.


2/

Wat meer bepaald het onderhoud van de gazons door Leefmilieu Brussel betreft, wordt in het algemeen voor elk park een "zonering" vastgesteld met een aanpassing van de maaifrequentie en -hoogte in functie van het gebruik, het type groene ruimte en de weersomstandigheden.

Onkruid wordt overal in verschillende mate getolereerd en wordt in sommige zones zelfs aangemoedigd door de afvoer van maaiafval (verarming van de bodemvruchtbaarheid die gunstig is voor de biodiversiteit).

In minder bezochte gebieden of gebieden die dienen als overgang naar een waterlichaam of -rand, wordt bijvoorbeeld meer gespreid in de tijd of laattijdig gemaaid.

In dit geval wordt er altijd een gemaaide strook behouden naast de extensief beheerde zone om het vrijwillig karakter van het beheer aan te geven en de landschapsarchitectuur van de zone te verduidelijken.

Om een dicht bezaaid gazon gezond te houden in zones waar men de groei van onkruid wil beperken, moeten bepaalde praktijken worden ingevoerd in functie van de problemen die men ondervindt, gaande van de keuze van geschikte grassoorten (bij het aanleggen of heraanleggen) tot het opleggen van gerichte maaiverboden met uiteraard ook goede maai-, bemestings- en bodembeheerpraktijken.

De beste praktijken voor de aanleg en het onderhoud van gazons zullen worden opgenomen in het referentie-instrument van ecologisch beheer dat vanaf mei 2021 geleidelijk aan online zal worden gepubliceerd.

Een specifiek document voor sier- en sportgazons is al in voorbereiding.


3/

Voor de groene ruimten, zouden de arbeidskrachten 80 tot 99% van de onderhoudskosten vertegenwoordigen.

Er zijn ook aanzienlijke kosten verbonden aan de afvoer van organische stoffen (maai- en snoeiafval) ten belope van 45€ per ton, hetzij tussen 20 en 70.000€/jaar, geschat volgens de Brusselse gemeenten, waarbij sommige gemeenten tot 250.000€/jaar betalen volgens de voorlopige gegevens van het Centrum voor Stadsecologie; deze kosten kunnen worden beperkt door een extensief beheer.

Het is in ieder geval moeilijk om een universele kostprijs per hectare te bepalen voor het gedifferentieerd ecologische beheer van een gazon, aangezien de last op het vlak van de arbeidskrachten varieert in functie van het gebruik van het terrein (hoog, middelmatig of beperkt gebruik), het type groene ruimte (sterk gestructureerde geklasseerde tuin die intensief wordt onderhouden, bijhorende tuin, landelijke tuin, semi-natuurlijke tuin met zeer extensief onderhoud...), de weersomstandigheden (natte jaren of droge jaren...) en andere kenmerken van het terrein (zoals bijvoorbeeld de gemakkelijke of moeilijke toegang voor onderhoudsmachines, het aantal wegen, kleine verspreide percelen of centraal gazon...).

De prijs kan dus in het algemeen variëren van 10 tot 50€ per vierkante meter per jaar voor het onderhoud op basis van de Franse theoretische gegevens.

In het licht van de budgettaire beperkingen, is een constante optimalisatie van de middelen noodzakelijk.

Zoals hierboven uitgelegd, omvat deze optimalisatie met name een grotere vergroening van de openbare ruimte, een vermindering van het verwachte onderhoudsniveau en een grotere onkruidtolerantie ("extensief beheer").

Zo vermindert het beheer op basis van 1 of 2 maairondes per jaar de jaarlijkse onderhoudskosten per vierkante meter met een factor 5 tot 10.

Uit een analyse van de stad Rennes in Frankrijk is gebleken dat de werklast voor een bloemrijk gestructureerd park (gemiddeld 2800 h/ha*jaar) meer dan 10 keer hoger ligt dan voor een relatief natuurlijk landelijk park (gemiddeld 250 h/ha*jaar).

Op dit moment, beschikken we over relatief weinig exacte cijfers op gewestelijk niveau om verschillende redenen (die met name methodologisch en organisatorisch van aard zijn).

In de toekomst, wil Leefmilieu Brussel de kosten die de standaard technische clausules van het referentie-instrument van ecologisch beheer vertegenwoordigen zoveel mogelijk objectiveren, maar het zal waarschijnlijk erg ingewikkeld zijn om tot "gestandaardiseerde" gegevens te komen, aangezien de kosten variëren in functie van de hierboven aangehaalde keuzes en factoren.