Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de belasting toegepast op kantoorgebouwen in het Brussels Gewest.

Indiener(s)
David Weytsman
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 201)

 
Datum ontvangst: 09/11/2020 Datum publicatie: 18/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 02/12/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
10/11/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In 2018 werd een studie gevoerd en vervolgens in 2019 geüpdatet door een gespecialiseerd raadgevend bureau in tertiair vastgoed. Het gebeurt inderdaad vaak dat de eigenaars van kantoorgebouwen geen idee hebben van de reglementering waaraan ze moeten voldoen maar ook moeite ondervinden zich terug te vinden in de fiscale wetgeving.

De bewuste studie heeft 589 Belgische gemeenten vergeleken met als doel de intensiteit van de onroerende voorheffing op grond van het geïndexeerd kadastraal inkomen van de kantoorgebouwen.

Het geïndexeerd kadastraal inkomen dient als basis voor de berekening, we vinden er het aandeel in terug dat naar de Gewesten gaat (2,5% in het Vlaams Gewest en 1,25% in het Brussels Gewest en ook in Wallonië), daarbij wordt het aandeel gevoegd dat naar de Provincies gaat (via de provinciale opcentiemen), daarbij voegt men een derde aandeel toe dat naar de gemeenten gaat (via de gemeentelijke opcentiemen). En in het Brussels Gewest wordt tevens de belasting op niet-residentiële oppervlakten toegepast die gemiddeld 28% bedraagt.

Nog steeds in het Brussels Gewest, waar het merendeel van de kantoren van het land terug te vinden is, onderscheidt men vier verschillende belastingen: de onroerende voorheffing, de Brusselse gewestbelasting, een gemeentelijke belasting op de kantooroppervlakten die gemiddeld 14,55 euro per m² bedraagt en zelfs een belasting op de parkings die tot 100 euro per plaats kan oplopen.

Met al deze belastingen ervaren 7 ondernemingen op 10 in het Brussels Gewest een fiscale druk hoger dan 50%, in tegenstelling tot Vlaanderen waar het 30% is. De studie wijst uit dat op het vlak van kantoren Vlaanderen competitief blijft, hoofdzakelijk in Antwerpen en Gent.

Het is dus veelbetekenend dat vele ondernemingen ervoor kiezen Brussel te verlaten voor Vlaams Brabant aangezien de onroerende voorheffing er minder hoog is aan de basis en er geen belasting is op niet-residentiële oppervlakten.

Tot slot verontrust deze materie de eigenaars die hun fiscale kostprijs willen beheersen en zo nauwkeurig mogelijk weten waaraan zich te houden. Ook de huurders zijn ongerust aangezien deze belastingen zeker een impact zullen hebben op de huurprijzen.

Ik zou met u de volgende elementen willen aankaarten:

1. Welke zijn de door de Regering vooropgestelde criteria ter bevordering van een betere billijkheid en een rechtvaardige belasting op dat vlak?

2. Welke voorzieningen hebt u eventueel ontworpen voor het vervolg van de overwegingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een soepelere belasting toegepast op de kantoorgebouwen in het Brussels Gewest? Zo ja, welke conclusies zijn uit deze denktank gekomen?

3. Is er overleg gepleegd met Brussel Fiscaliteit, maatschappijen die deskundig zijn op het vlak van zakenbeheer, gemeenten, eigenaars, huurders hieromtrent? Zo ja, wanneer en hoe heeft het overleg plaatsgevonden en welke bezorgdheden werden er reeds uitgesproken?
 
 
Antwoord    In antwoord op deze vraag, kan ik de geachte Volksvertegenwoordiger het volgende mededelen.

Volgens de studie waarnaar u verwijst, is de fiscale druk op kantooroppervlakten in de Vlaamse rand doorgaans gematigder dan in Brussel.

Deze vaststelling is reeds langer gekend. De onroerende voorheffing wordt immers berekend op basis van kadastrale inkomens die reeds meer dan veertig jaar geleden werden vastgesteld, terwijl de gewestbelasting op niet-residentiële oppervlakten werd ingevoerd in 1992 (pro memorie, het bedrag ervan mag hoogstens 14% van het geïndexeerde kadastraal inkomen bedragen).

De belasting op parkeerplaatsen is dan weer vrij recent, maar zij is ontradend en bedoeld om parkeerplaatsen te doen verdwijnen die overtollig zijn geworden volgens de milieuregelgeving.


Het feit dat Brussel (net als een aantal Waalse steden trouwens) op fiscaal vlak minder competitief is, is één ding. Daaruit besluiten dat vele bedrijven om fiscale redenen naar Vlaams-Brabant verhuizen, is wat kort door de bocht en stoelt mijns inziens niet op afdoende gegevens. Ik krijg immers vaak te horen dat mobiliteit en fileproblemen een belangrijk aandachtspunt zijn, misschien wel het voornaamste van de Brusselse bedrijven. Het gebrek aan ruimte om te kunnen uitbreiden wordt ook vaak door de bedrijfswereld aangegrepen om uit Brussel weg te trekken. En wat vooral doorslaggevend is om zich ergens al dan niet te vestigen is rechtszekerheid.

Hoe het ook zij, ik sta zeker open voor soepeler kantoorbelastingen in het licht van de fiscale billijkheid, maar door de aanslepende gezondheidscrisis staat de gewestbegroting onder zware druk. De Brusselse Regering heeft belangrijke middelen vrijgemaakt om de getroffen sectoren bij te staan en zal dat in de mate van het mogelijke blijven doen binnen de budgettaire mogelijkheden.