Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende defecte of ontbrekende partikelsfilters in sommige voertuigen en het gebrek aan systematische controle om de vervuiling efficiënt te bestrijden na de publicatie van het onderzoek van de UCL.

Indiener(s)
Emmanuel De Bock
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 656)

 
Datum ontvangst: 13/11/2020 Datum publicatie: 27/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 04/01/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
30/11/2020 Ontvankelijk p.m.
04/01/2021 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Een nieuw onderzoek, uitgevoerd door onderzoekers van de UCLouvain, is op 29 december verschenen in het tijdschrift Atmospheric Environment. Het werd uitgevoerd op meer dan 750 voertuigen in België en toont aan dat de "goede" filters zeer goed werken, maar ongeveer één voertuig op zeven (15%) een probleem met de filter heeft of er helemaal geen meer heeft. Daardoor stoten die voertuigen tot 10.000 keer meer partikels uit dan de norm, aldus Francesco Contino, hoogleraar thermodynamica en vloeistofmechanica.

"Meestal werkt het filter heel goed. Het is een buitengewoon instrument: bij sommige filters worden minder partikels in de uitgestoten lucht gemeten dan in de omgevingslucht", aldus de hoogleraar. Uit het onderzoek blijkt weliswaar dat 68% van de voertuigen met Euro5a, 85% met Euro5b en 89% met Euro6 onder de homologatiegrens liggen, maar de aanwezigheid van "superuitstoters" brengt de algemene prestaties van het hele wagenpark in het gedrang. Een voertuig dat niet aan de norm voldoet, vervuilt maar liefst evenveel als 10.000 voertuigen die wel aan de norm voldoen. De heer Contino wijst erop dat "het gemiddelde aantal uitgestoten partikels van de hele vloot met een factor 5 wordt onderschat".

Er zij aan herinnerd dat de drie Gewesten van het land een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten voor een gemeenschappelijke aanpak en financiering. Samen stellen ze zo'n 340.000 euro ter beschikking van de GOCA, de groepering van de erkende ondernemingen voor autokeuring en rijbewijs, om praktische tests uit te voeren.

In elk van de drie Gewesten zal in minstens een centrum voor technische keuring geëxperimenteerd worden met PN-tellers (die het aantal partikels tellen) en PM-tellers (die de massa partikels meten). Enkel die prototypes kunnen een defect of ontbrekend partikelfilter op afdoende wijze detecteren.

De metingen zullen worden uitgevoerd met apparaten van verschillende merken, zodat duidelijk wordt welke apparaten in de praktijk de beste en betrouwbaarste resultaten opleveren.

In 2018 verklaarden de drie regeringen eensgezind dat er in de komende zes maanden in totaal 10.000 voertuigen gecontroleerd moeten worden. Na een evaluatie zullen de Gewesten de geschiktste apparaten in grotere aantallen kunnen aankopen en ter beschikking stellen van de verschillende centra voor technische keuring.

Zoals men ziet, relativeert het nieuwe onderzoek van de UCL de zelfingenomen en ambitieuze verklaringen van onze ministers. Dat is de gelegenheid om de balans op te maken van dit dossier. Het verbaast me dat van de 6 miljoen voertuigen in ons land amper 10.000 voertuigen werden getest, nadat de drie Gewesten de overeenkomst hadden gesloten. Dat is niet genoeg.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

1. Welke evaluatie werd gemaakt na de overeenkomst en de grote test op de 10.000 voertuigen?

2. Kunt u de evaluatie meedelen?

3. Welke lessen worden daaruit getrokken?

4. Hoe staat het met de keuze van de beste apparaten om defecte of ontbrekende filters te detecteren?

5. Hebt u, afgezien van de technische keuring, ook gerichte, vliegende controles opgezet om fraude met partikelfilters te bestrijden?
 
 
Antwoord    De Goca heeft een rapport over de studie opgesteld. Dit rapport kan via mobiliteit@gob.brussels worden aangevraagd bij Brussel Mobiliteit (+ zie bijgevoegd document.

De evaluatie is verricht, maar sommige zaken zijn nog niet rond:
­ De keuze van het apparaat
­ De goedkeuring van de aanvaardbare limiet
­ Een bestek voor de kenmerken van het apparaat.

Daartoe werd zopas een werkgroep opgericht waarin de drie kabinetten en administraties (van de 3 Gewesten) vertegenwoordigd zijn.

De evaluatie is aan de gang. Er is een werkgroep opgericht.

Technologisch is gekozen voor de PN-meter, die dus het aantal stofdeeltjes telt. Bij de testen zal de motor stationair draaien, zodat er geen enkel risico op schade is.

De uitstootlimiet om te bepalen of een auto door de keuring geraakt, is gekend, maar moet formeel nog worden goedgekeurd.

Technologisch is gekozen voor de PN-meter.

De opgerichte werkgroep zal de beslissingen finaliseren in verband met de te kiezen versie van het apparaat, de bevestiging van de aanvaardbare uitstootlimiet en het opstellen van het bestek.

Belangrijk om weten is dat de Europese Commissie deze technologie nog niet als geldige test erkend heeft. Er is daartoe een aanvraag ingediend, maar voor het gebruik van deze procedure is het nog wachten op een definitief antwoord.