Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het beleid omtrent het stimuleren van groene en biodiverse tuinen.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 572)

 
Datum ontvangst: 17/11/2020 Datum publicatie: 13/01/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 11/01/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
01/12/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op vrijdag 13 november laatstleden werd door de Vlaamse Minister van Omgeving en de brede Vlaamse tuinsector de nieuwe Green Deal Natuurlijke Tuinen ondertekend en gelanceerd. Met deze Green Deal (de achtste in zijn soort inmiddels sinds 2017) onderzoekt de tuinsector hoe investeringen in natuurlijke tuinen op korte en lange termijn goed zijn voor de professional, de tuineigenaar en de omgeving. De Green Deal Natuurlijke Tuinen zal vier jaar lopen en tegen 2024 via kennisuitwisseling en resultaatgerichte acties zorgen voor natuurlijkere, klimaatbestendige en gezondere tuinen in Vlaanderen.

Meer dan honderd bedrijven en organisaties sloten zich reeds bij deze Green Deal Natuurlijke Tuinen aan. Zij scharen zich allen achter het belang van groene en biodiverse tuinen, aangezien de twee miljoen privétuinen drie keer meer oppervlakte innemen (9%) dan alle Vlaamse natuurgebieden samen (3%) en nauwelijks kleiner zijn dan alle bossen samen (11%).

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Kan u duiden welk percentage van de Brusselse ruimte wordt ingenomen door privétuinen (zowel qua tuinen die direct aan de woning liggen als qua volkstuintjes)? Hoe verhoudt deze oppervlakte zich tot de oppervlakte die wordt ingenomen door bossen en natuurgebieden? Welke evolutie kan u hieromtrent duiden in vergelijking met de voorgaande jaren?

- Op welke manier heeft u Leefmilieu Brussel reeds de opdracht gegeven om te onderzoeken hoe investeringen in natuurlijke tuinen op korte en lange termijn goed kunnen zijn voor de professional, de tuineigenaar en de omgeving? Welke andere actoren worden tevens bij deze denkoefening betrokken? Welke conclusies of vaststellingen vloeiden hier reeds uit voort?

- Op welke manier stimuleert u de uitbouw van groene en biodiverse tuinen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Welke acties ter sensibilisering of promotie daartoe heeft u reeds uitgewerkt sinds de start van de legislatuur? Welke middelen werden daartoe vrijgemaakt?

- Welk beleid voert u opdat stadstuinen als instrument kunnen dienen om een verharding van de bodem tegen te gaan? Welke initiatieven onderneemt u om de Brusselaar ertoe te overtuigen om zijn of haar tuin op een meer natuurlijke wijze in te richten? Welke acties en middelen voorziet u hiertoe?
 
 
Antwoord    1/

Gezien hun privaat karakter, blijft het evalueren van de totale oppervlakte van private tuinen een delicate aangelegenheid.

De administratie beschikt over ramingen, met name op basis van luchtfoto's.

De evaluatie van de evolutie van deze ramingen blijkt een ingewikkelde aangelegenheid te zijn, aangezien er een nauwkeurige inventarisatie op basis van dezelfde methodologie nodig is voor twee gegeven data.

Er kunnen echter twee ramingen worden gemaakt.

Een eerste op basis van de Databank van de Groene Objecten (DGO) aan het einde van de jaren '90 (beschikbaar in het rapport over de staat van de natuur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2012, p. 42) en een tweede die momenteel wordt uitgevoerd om de private tuinen afzonderlijk in kaart te brengen.

Uit het in kaart brengen van deze twee ramingen, blijkt dat er ongeveer een oppervlakte van 30 km² bestemd is voor private tuinen, i.e. private ruimten die verbonden zijn met een residentiële functie en grotendeels vergroend zijn.

Deze oppervlakte komt overeen met ongeveer een derde van de gewestelijke vergroende oppervlakte.

Ter vergelijking, strekt het Brussels deel van het Zoniënwoud zich uit over 16 km².

De tuinen zijn dus iets minder dan twee keer zo groot als deze natuurlijke oppervlakte.

Wat de volkstuinen betreft, zijn er geen relevante gegevens die ons in staat stellen om een exact cijfer te geven.


2/

De tussenkomst in private tuinen is een ingewikkelde aangelegenheid door het zeer groot aantal betrokken personen (eigenaren en/of huurders) en het beperkt aantal hefbomen dat ons ter beschikking staat om concreet te tussen te komen in deze private ruimten.

Mijn administratie heeft opdracht gegeven tot een studie over het gedrag en de ambities van de Brusselse tuiniers, waarbij het rapport van de Hortésie-studie in 2021 zal worden gepubliceerd in samenhang met andere studies die momenteel worden afgerond.

De onderzoekers hebben verschillende obstakels geïdentificeerd en een reeks actiehefbomen voorgesteld.

Verschillende andere projecten worden door Leefmilieu Brussel gestuurd en hebben min of meer rechtstreeks betrekking op private tuinen.

Zo loopt er bijvoorbeeld een haalbaarheidsstudie om een "bedrijvencluster" te creëren om ecologische praktijken te bevorderen en aan nieuwe behoeften te voldoen; dit project richt zich momenteel meer op systemen voor het vergroenen van de gebouwen - wat een grotere behoefte aan innovatie met zich meebrengt - maar het beheer van de omgeving (en dus van de tuinen) wordt niet uitgesloten, met name voor wat het beheer van de gemeenschappelijke ruimten betreft.


3/

De Hortésie-studie zal een reeks hefbomen identificeren om biologisch gediversifieerde praktijken te bevorderen en de integratie van tuinen in het Brussels ecologische netwerk te verbeteren.

Voor de sensibiliseringsacties kunnen we, naast het Natuurnetwerk Natagora, dat al lang door het Gewest wordt gesteund (subsidie van 80.200€ voor 2020), een pilootproject vermelden dat door de gemeente Sint-Agatha-Berchem wordt uitgevoerd in het kader van haar Klimaatactieplan en dat de versterking behelst van de ecologische coherentie van 2 binnenterreinen van huizenblokken, ook hier in samenwerking met Natagora.

Dit project loopt nog steeds en moet het mogelijk maken om tegen eind 2021 conclusies te trekken.

Op haar website, heeft Leefmilieu Brussel een pagina gepubliceerd met als titel "Mijn Tuin".

Op deze pagina vindt u een overzicht van de goede praktijken die particulieren moeten ontwikkelen voor het onderhoud van hun tuin : (
https://leefmilieu.brussels/themas/groene-ruimten-en-biodiversiteit/mijn-tuin).


4/

Het beleid inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw valt niet onder de bevoegdheid van Leefmilieu Brussel.

Mijn administratie is echter betrokken bij de grote herziening van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSO) en - in de komende maanden en jaren - van het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP).

Zij zal ook (niet-bindende) adviezen uitbrengen over tal van projecten op verschillende schaalniveaus, van stedenbouwkundige vergunningen tot RPA's.

Leefmilieu Brussel heeft ook de BAF+ (biodiversiteitspotentieel-oppervlaktefactor) ontwikkeld die informatie geeft over de mate van waterdoorlatendheid en ecologische inrichting van de oppervlakken.

Deze factor kan worden berekend voor een gegeven situatie of om verschillende inrichtingssscenario's te evalueren.

In 2021, zal Leefmilieu Brussel ook een eerste versie van de ecologische doelstellingen van het Brussels ecologische netwerk opstellen waarin verschillende bepalingen moeten worden opgenomen die met name betrekking hebben op de keuze van de aanplantingen per gewestelijk gebied.