Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het ontvangsten afkomstig van Sibelga en ontvangsten uit de boetes in het kader van de lucht-, klimaat- en energie-ordonnantie.

Indiener(s)
Elisa Groppi
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 594)

 
Datum ontvangst: 08/12/2020 Datum publicatie: 01/02/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 29/01/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
15/12/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Wat de onder BA 02.240.06.15 ingeschreven ontvangsten betreft, is er een drastische daling van de bedragen die Sibelga aan het Gewest heeft gestort. De verantwoording luidt als volgt: "Ten gevolge van de conversie van het gasnetwerk van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naar hoogcalorisch aardgas en om ervoor te zorgen dat de installaties geen risico's houden in verband met netwerkconversie, is een nieuwe premie ingesteld om de periodieke controle van installaties gebruikt door minder draagkrachtige huishoudens te financieren.". Kunt u die onbegrijpelijke verantwoording uitleggen? Vanwaar komt de drastische daling? Welke overeenkomst hebben het Gewest en Sibelga daarover gesloten?

Wat betreft BA 02.240.06.09 betreffende de opbrengsten van de administratieve geldboetes die worden opgelegd krachtens boek 2 van de ordonnantie houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, stijgen de bedragen van ongeveer 10.000 euro op de initiële begroting 2020 tot ongeveer 75.000 euro op de initiële begroting 2021. In welke situaties worden die boetes opgelegd? Welke redenen verantwoorden de forse stijging van de verwachte ontvangsten? Hoeveel boetes werden in 2019 en 2020 opgelegd? Om welke redenen? Aan wie?
 
 
Antwoord    1/

In de gasordonnantie van 23 juli 2018, tot wijziging van de gasordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is bepaald dat de distributienetbeheerder (DNB) wordt belast met meerdere openbaredienstopdrachten. Deze opdrachten omvatten de uitwerking en de goede uitvoering van een plan voor de aanpassing van het gasnet met het oog op de omschakeling van arm naar rijk gas Deze opdracht omvat de financiering van de compatibiliteitscontroles van toestellen op gas en, desgevallend, de aanpassingen die moeten gebeuren aan de toestellen van de netgebruikers die zich in een kwetsbare of achtergestelde situatie bevinden, zoals omschreven door de regering.

Om voort te bouwen op een bestaand gewestelijk steunmechanisme voor energie, heeft de DNB de steun van Leefmilieu Brussel (LB) gevraagd om dit mechanisme te integreren in het stelsel van de Energiepremies. Zodoende is beslist dat de financiering ten gunste van burgers in een kwetsbare of achtergestelde situatie de vorm moet aannemen van een energiepremie voor de periodieke EPB-controle van gasinstallaties. Vanaf 2019 is deze premie dus opgenomen in het stelsel van de Energiepremies; de premie wordt beheerd door LB en gefinancierd door de DNB. De regelingen voor de overdracht tussen de DNB en LB zijn beschreven in een beheersovereenkomst tussen beide partijen, die op 1 januari 2019 in werking is getreden.

De bedragen die door de DNB aan LB worden gestort op BA 02.240.06.15.3690, hebben betrekking op de betaling van de energiepremies voor de periodieke EPB-controle van gasinstallaties.

Het aan de DNB gevraagde bedrag wordt aan het begin van het jaar geraamd en is tussen 2019 en 2020 naar beneden bijgesteld, gezien het geringe aantal aanvragen dat tot nu toe is ontvangen.

Op het einde van elk jaar wordt het bedrag dat niet voor de betaling van de energiepremies is gebruikt, teruggestort aan de DNB.

Het geraamde benodigde bedrag voor de betaling van de premies voor de periodieke controle in 2021 is opnieuw naar beneden bijgesteld.


2/

De grote stijging van de inkomsten tussen de initiële begroting 2020 en de initiële begroting 2021 is het gevolg van het feit dat de cijfers in de initiële begroting 2020 een verkeerde voortzetting zijn van de cijfers van de initiële begroting 2019.

Over het algemeen worden de administratieve geldboetes opgelegd wanneer uit de EPB-aangifte blijkt dat het project niet aan de EPB-vereisten voldoet.

Er moet echter worden opgemerkt dat de EPB-aangifte aan de administratie wordt bezorgd nadat de werken zijn voltooid en opgeleverd.

De EPB-regelgeving (procedures en vereisten) waaraan het project moet voldoen, is de EPB-regelgeving die van kracht is op het moment dat de stedenbouwkundigevergunningsaanvraag wordt ingediend bij de vergunningverlenende overheid.

Het gevolg is dat de EPB-aangiften die gedurende het jaar worden verwerkt, en de eventueel daaruit voortvloeiende administratieve geldboetes, eigenlijk betrekking hebben op projecten die enkele jaren voordien zijn opgestart.

De dossiers die worden onderzocht in het licht van de OEPB (ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestaties) worden dus geleidelijk aan afgesloten en vervangen door dossiers die worden onderzocht in het licht van het BWLKE (ordonnantie van 2 mei 2013 betreffende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, dat op 1 januari 2015 in werking is getreden).  De in het kader van de OEPB geheven boetes verminderen dus geleidelijk aan en worden vervangen door boetes die in het kader van het BWLKE worden geheven. Dit leidt mechanisch tot een jaarlijkse verhoging van het bedrag van allocatie 02.240.06.09 voor de boetes die in het kader van het BWLKE worden geïnd.

Naast deze geleidelijke overgang naar krachtens het BWLKE geïnde inkomsten, zijn er twee andere redenen voor de stijging van de geïnde inkomsten.

In de eerste plaats wordt krachtens het BWLKE bij niet-naleving van de voorschriften altijd een administratieve geldboete opgelegd, ongeacht de aard van de werken, in tegenstelling tot de OEPB, waarbij eenvoudige renovaties strafrechtelijk worden vervolgd. Eenvoudige renovaties zijn goed voor iets meer dan 46% van de EPB-dossiers. De impact van dit soort werken is dus aanzienlijk.

Ten tweede is de evolutie van het aantal opgelegde geldboetes ook het gevolg van een vlottere verwerking van de boetes. De administratieve geldboetes worden automatisch berekend door de EPB-software. Vanaf de eerste codering is de EPB-adviseur of de architect verplicht de bouwheer op de hoogte te stellen van de eventuele niet-naleving en de bijbehorende boete, om de geplande maatregelen te corrigeren. Na afloop van de werkzaamheden geeft de EPB-aangifte het geraamde bedrag van de boete aan, afhankelijk van de uitgevoerde maatregelen, alsook een detail van de berekening van de boete. Deze aangifte moet door de aangever worden ondertekend voordat ze bij de administratie wordt ingediend. De afgelopen jaren is er veel werk verricht om deze informatie over de aangifte te verbeteren. Deze transparantie en de toegepaste procedure maken het mogelijk om de boetes vlotter te verwerken dan voorheen.

In 2019 heeft Leefmilieu Brussel ongeveer 72.000 euro geïnd. De helft van deze inkomsten viel nog onder de OEPB-regelgeving. Opgemerkt moet worden dat het aantal gevallen van niet-naleving extreem laag en onbeduidend blijft in vergelijking met het aantal aangiftes. Het gaat om minder dan 1,5%.

In 2020 heeft Leefmilieu Brussel, gezien de gezondheidscrisis en de gevolgen daarvan, met name de opschorting van de wettelijke termijnen na bijzonderemachtenbesluiten, er de voorkeur aan gegeven de vordering van de administratieve geldboetes wegens niet-naleving tijdelijk op te schorten. De inkomsten voor 2020 zullen dus erg laag zijn. Overeenkomstig artikel 30 van de OEPB en artikel 2.6.1 van het BWLKE kunnen administratieve geldboetes worden opgelegd tot vijf jaar na de indiening van de EPB-aangifte.

De geraamde inkomsten voor 2021, die op 75.000 euro worden geschat, houden dus rekening met al deze hangende dossiers van 2020.