Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het uitstaande bedrag.

Indiener(s)
Jean-Pierre Kerckhofs
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 243)

 
Datum ontvangst: 09/12/2020 Datum publicatie: 01/03/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 21/01/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
05/01/2021 Ontvankelijk p.m.
21/01/2021 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Het Rekenhof raamt het uitstaande bedrag per 31 december 2019 op 3.186,4 miljoen euro met betrekking tot de rekeningen van het Gewest. Wij zijn bezorgd over dit uitstaande bedrag in bepaalde opdrachten en in bepaalde ABI’s. Dergelijke bedragen kunnen ook betekenen dat er een echte strategie wordt gevolgd waarbij ambitieuze begrotingen en ambitieuze beleidsmaatregelen worden aangekondigd die uiteindelijk niet worden verwezenlijkt. Zo zou het uitstaande bedrag voor SLRB alleen al ongeveer 1,5 miljard euro bedragen.

Kunt u ons het beleid van de regering inzake de verlaging van de uitstaande bedragen toelichten? Werden er doelen gesteld?

Kunt u ons een de stand van zaken per missie en per ABI detailleren?
 
 
Antwoord    1/

De staat van de uitstaande vastleggingen op 31 december 2019 voor de componenten van de geconsolideerde gewestelijke entiteit wordt opgesteld in het kader van de opmaak van de geconsolideerde algemene rekeningen van het Gewest voor 2019. Deze tabel vindt u in bijlage.

Voor de staat van de uitstaande vastleggingen op 31 december 2020 is het nog te vroeg, aangezien de geconsolideerde algemene rekeningen van het Gewest voor 2020 nog moeten worden opgesteld en vervolgens door de Rekenhof moeten worden gecontroleerd.

Elke GOB en elke geconsolideerde gewestelijke instelling is belast met het regelmatig actualiseren van zijn uitstaande vastleggingen. Dit betekent dat alle openstaande vastleggingen uit het verleden die ondertussen overbodig zijn geworden, systematisch moeten worden geannuleerd. De bevoegde ordonnateur is belast met deze taak. Artikel 54 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle is hier van toepassing.

Bovendien worden de uitstaande vastleggingen nauwlettend opgevolgd en gecontroleerd door de Controleurs van de vastleggingen en vereffeningen, die voor de GOB's en voor elke geconsolideerde gewestelijke instelling worden aangesteld. Hun rol is dan ook essentieel. De artikelen 16 en 17 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 juni 2006 inzake de boekhoudkundige vastlegging, de vereffening en de controle op de vastleggingen zijn hier van toepassing.

Het terugdringen van de uitstaande vastleggingen door de inschrijving van toekomstige vereffeningskredieten werd geïntegreerd in de "Meerjarenraming 2020-2024" die werd opgenomen in Deel VII van de Algemene Toelichting 2021.

Op het niveau van het Gewest, maken meerjarige vastleggings- en vereffeningsplannen (MVVP), per individuele uitgavenbasisallocatie, ook een permanente follow-up van de evolutie van de uitstaande vastleggingen mogelijk door de betrokken GOB's en instellingen, alsook door de functioneel bevoegde ministers en staatssecretarissen.

De opvolging van de dossiers en hun vooruitgang is uiteraard de verantwoordelijkheid van elke functioneel bevoegde minister en staatssecretaris.


2/

De tabellen die dit deel van de vraag beantwoorden, staan in bijlage.


3/

De uitstaande vastleggingen van de BGHM vloeien voornamelijk voort uit de vierjaren(renovatie)programma’s en de verschillende bouwprogramma’s Alliantie Wonen (AW) en van het Gewestelijk Huisvestingsplan (GHP).

De uitstaande vastleggingen voor de vierjaren- renovatieprogramma’s bedragen 677 miljoen euro eind 2019. Om de 4 jaar kent het bedrag van de uitstaande vastleggingen een stijging door de goedkeuring van een nieuw renovatieprogramma. In 2019 kende dit bedrag een stijging door de vastlegging van de tweede schijf van het vierjarenprogramma 2018-2021 voor 150.000.000 euro. In 2018 werd de eerste schijf van 150.000.000 euro vastgelegd.

Om deze uitstaande vastleggingen beheersbaar te houden (en te verminderen) werden reeds verschillende acties ondernomen.

Op het niveau van de programmavoorbereiding :
Door het analyseren en voorstellen van de selectie van goed onderbouwde en welomschreven projecten, opdat deze zo spoedig mogelijk zouden kunnen worden uitgevoerd.

Op het niveau van de uitvoering van het programma :
­ door middel van gerichte ondersteuning en advies aan de OVM's op hun dossiers in de verschillende stadia van het proces.

­ door het verstrekken van modellen van bijzondere bestekken en andere vademecums en opleidingen.
­ door het invoeren van initiële globale planningen en de follow-up daarvan, met als doel de start van de werkzaamheden binnen de vier jaar na de toekenning van de budgetten en de follow-up van de actieplannen in geval van vertraging.

Op het niveau van de afsluiting:
­ Een planning werd opgesteld en gecommuniceerd aan de vastgoedmaatschappijen waarbij vanaf 2021 jaarlijks een vierjarenprogramma zal worden afgesloten, te beginnen met het programma 2002-2005.
­ Daarnaast zijn er de subsidies voor de bouwprogramma’s GHP en AW. Het uitstaande bedrag hiervan op het eind van 2019 bedraagt 962 miljoen euro.

In dat kader wordt verwezen naar het regeerakkoord, de oriënteringsnota’s en de beleidsbrieven bij de begroting die de doelstellingen inzake huisvesting bepalen en de verschillende acties die door de Regering worden ondernomen om deze programma’s te versnellen en te versterken. In de begroting 2021 stelt men al een significante verhoging van de vereffeningen vast. De vereffeningskredieten werden verhoogd met 41,8 miljoen euro om te komen tot 75.500.000 euro.