Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de bodemverontreiniging.

Indiener(s)
Tristan Roberti
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 622)

 
Datum ontvangst: 04/01/2021 Datum publicatie: 16/02/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 10/02/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
08/01/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In december 2020 publiceerde Inter-Environnement Bruxelles een studie met de titel “(De)pollution des sols en région bruxelloise: état des lieux et propositions”. De publicatie van deze studie is een gelegenheid om dit probleem nader te belichten.

De auteurs van deze studie maken de balans op van de bodemverontreiniging in ons Gewest, met name door een gedetailleerde beschrijving te geven van de verschillende soorten verontreinigende stoffen die in ons Gewest zijn waargenomen en de plaats waar zij zich bevinden. De studie beschrijft ook het geldende wettelijke en regelgevende kader en de verschillende bodemsaneringstechnieken die in Brussel worden gebruikt.

Naast deze analyse-elementen, die van onschatbare waarde zijn voor een goed begrip van deze complexe materie, zowel uit technisch als uit administratief oogpunt, wilden de auteurs van de studie een reeks voorstellen formuleren. Zonder te beweren volledig te zijn, zou ik, gezien het zeer uitgebreide en gedetailleerde karakter van de studie, een aantal daarvan willen doorgeven via deze mondelinge vraag.

Uitgaande van de constatering dat verontreinigde en potentieel verontreinigde locaties ongelijk verdeeld zijn over het Brusselse Gewest - het noorden van Brussel wordt meer door verontreiniging getroffen dan het zuiden, evenals de kanaalzone en de "arme halve maan" vanwege het industriële verleden van deze gebieden - wordt in de conclusies van de studie gesuggereerd dat steun voor sanering bij voorrang moet worden verleend aan de meest verontreinigde gemeenten.

In de IEB-studie wordt ook voorgesteld het bestaande regelgevingskader te versterken door nieuwe besluiten aan te nemen over de standaardinhoud van de risicostudie - gebaseerd op de gedragscode van Leefmilieu Brussel - en over de vereisten voor de bescherming van kwetsbare groepen en het gebruik van ophoogmateriaal en aggregaten in of op het land. In de studie wordt ook voorgesteld de geldende besluiten te herzien om de lijst van risicoactiviteiten die onder de regelgeving vallen aan te vullen, maar ook om de lijst van verontreinigende stoffen en de gekozen drempelwaarden aan te vullen, met name op basis van een vergelijking van de Brusselse situatie met de regelgeving die in de twee andere Gewesten van kracht is.

Het Gewest wordt ook verzocht de proactiviteit van Leefmilieu Brussel te versterken, met name op het gebied van toezicht, ambtshalve optreden en faillissementssituaties.

Ten slotte wordt in de conclusies van de studie ook ingegaan op de kwestie van de transparantie en de toegankelijkheid van de gegevens voor het publiek, en de bewustmaking van het publiek en de betrokken professionals. Zij pleit voor een grotere bekendheid van de problematiek in verband met bodemverontreiniging, met name vanuit het oogpunt van de volksgezondheid, en voor de bevordering van goede praktijken bij de behandeling en verwerking van verontreinigde grond.

Graag een antwoord op volgende vragen:

- Werd de studie van Inter-Environnement Bruxelles onderzocht door uw kabinet en door Leefmilieu Brussel?

- Worden de in de studie vervatte analyses en voorstellen relevant geacht en zullen zij in aanmerking worden genomen bij de toekomstige ontwikkelingen van het gewestelijk kader met betrekking tot het probleem van de bodemverontreiniging?

- Werden in de huidige zittingsperiode reeds initiatieven genomen om het gewestelijk kader voor het probleem van de bodemverontreiniging verder uit te bouwen en zo ja, kan u ons daarvan een overzicht geven?

- Kan u ons zeggen hoeveel personeelsleden zich binnen Leefmilieu Brussel bezighouden met het probleem van de bodemverontreiniging?
 
 
Antwoord    1/

In het kader van de uitvoering van deze studie heeft IEB de hulp van Leefmilieu Brussel gevraagd. Leefmilieu Brussel heeft IEB gegevens, contacten, toelichtingen bij de Brusselse wetgevende context, technische toelichtingen, enz. verstrekt.

In april 2019 heeft Leefmilieu Brussel op verzoek van IEB een eerste, nog zeer beknopte versie van deze studie nagelezen. Leefmilieu Brussel was vervolgens niet meer betrokken bij de opstelling van het verslag en werd evenmin ingelicht over de publicatie ervan.

Leefmilieu Brussel heeft een eerste analyse gemaakt van het verslag dat in december 2020 is gepubliceerd, maar heeft in dit verband nog geen contact opgenomen met het kabinet.


2/

Het kabinet en de administratie zijn altijd vragende partij naar constructieve feedback. De herziening van de bodemordonnantie in 2009 werd overigens voorafgegaan door een brede raadpleging van de Brusselse actoren op het gebied van bodemverontreiniging. De voorstellen van IEB zullen dan ook zorgvuldig worden bestudeerd. Enkele opmerkingen van IEB moeten echter worden verduidelijkt.

Leefmilieu Brussel heeft een eerste analyse uitgevoerd en de volgende elementen kunnen worden vermeld:
­ Leefmilieu Brussel is van mening dat het nuttig zou zijn geweest bepaalde elementen van de analyse en sommige voorstellen vooraf, vóór de publicatie van dit verslag, met IEB te bespreken. Zo bestaan er bijvoorbeeld al intergewestelijke discussiegroepen over de bodemverontreinigingsnormen en de bijbehorende risicomodellering. In zijn verslag adviseert IEB om de Vlaamse normen voor bodemverontreiniging over te nemen. Sinds 2004 zijn de Brusselse normen overgenomen van het Vlarebo (Vlaams reglement betreffende bodemsanering) wegens de gelijkenis van de geologische contexten en het feit dat deze normen gebaseerd zijn op de werkzaamheden van het VITO inzake toxicologie, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijke blootstelling van kwetsbare personen (kinderen, bejaarden, zwangere vrouwen). De lijst van risicoactiviteiten is in 2004 opgesteld op basis van de in het Vlarebo opgenomen activiteiten en vervolgens in 2009 herzien op basis van de verontreinigingsstatistieken van de OVAM. Er zijn reeds initiatieven genomen in de richting van de vastgoedsector om deze te sensibiliseren voor innoverende methoden voor bodembehandeling (in tegenstelling tot afgraving en behandeling buiten de site). Bovendien is er sinds 2015 een tool beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel.
­ In zijn verslag suggereert IEB om de procedures en methodologieën voor risico-onderzoeken op te nemen in een besluit in plaats van in een code van goede praktijken, zoals nu het geval is. Allereerst moet worden benadrukt dat de toepassing van de code van goede praktijken door de deskundigen verplicht is. De keuze om deze procedures niet in een besluit vast te leggen, werd door de toenmalige regering gemaakt om de administratie in staat te stellen reactief te zijn en zich snel aan te passen aan de evolutie van de kennis inzake toxicologie en het gedrag van verontreinigende stoffen in de bodem en het grondwater, met name door de werkzaamheden van het VITO te volgen en de manier waarop de OVAM deze integreert in haar praktijk. De technische en wetenschappelijke gegevens evolueren zo frequent dat de regelgeving meerdere keren per jaar zou moeten worden gewijzigd, wat tot zware procedures zou leiden.
­ IEB stelt voor een beleid van onteigening tegen één symbolische euro te voeren wanneer de kosten van het beheer van de verontreiniging de grondwaarde overschrijden. Dergelijke gevallen zijn echter uiterst zeldzaam in het Brusselse gewest wegens de intrinsieke grondwaarde.
­ In zijn eindconclusie betreurt IEB dat de bodem in het Brusselse gewest alleen vanuit het oogpunt van verontreiniging wordt behandeld. Leefmilieu Brussel heeft dezelfde vaststelling gedaan. Daarom is op 5 december 2019 de ‘Good Soil’-strategie gelanceerd. Het doel van deze strategie is de bodem op een alomvattende manier te beschouwen, als een hulpbron die moet worden beschermd tegen aantasting zoals erosie, verlies van organische stof, ondoordringbaarheid, maar ook als een bron van ecosysteemdiensten (klimaatregulering, ondersteuning van biodiversiteit en stadslandbouw, waterbeheer, enz.) waarbij de burgers worden betrokken. Een eerste concreet resultaat van deze strategie is de Index voor Bodemkwaliteit in Brussel (IBKB) voor burgers. Met deze index kan iedereen de toestand van zijn bodem beoordelen aan de hand van een paar eenvoudige tests. De IBKB is ook ontwikkeld voor professionals, maar met de hulp van een bodembeheerdeskundige. Het doel is om te bepalen welke gronden van betere kwaliteit beter worden gereserveerd voor natuur, stadslandbouw en waterbeheer en welke van mindere kwaliteit voor bebouwing.

In 2021 zal Leefmilieu Brussel voor de regering en het parlement een evaluatieverslag opstellen over de wijzigingen in de bodemordonnantie die in 2017 in werking zijn getreden. In dat verslag zal rekening worden gehouden met de diverse opmerkingen van de verschillende partners (bodemdeskundigen, bodemaannemers, notarissen, verenigingen, burgers, enz.) met het oog op de wijziging van de huidige wetgeving tegen 2023 en de invoering van administratieve vereenvoudigingen en een betere bescherming van het milieu en de gezondheid.


3/

Naast de bovengenoemde ‘Good Soil’-strategie zijn tijdens deze legislatuur de volgende initiatieven genomen:
­ Het besluit tot vaststelling van de lijst van risicoactiviteiten is tijdens deze legislatuur herzien en op 3 september 2020 door de regering aangenomen.
­ Binnenkort zal een besluit betreffende uitgegraven grond en granulaten in eerste lezing aan de regering worden voorgelegd.
­ De regering heeft beslist het mechanisme van de publieke behandeling van verontreiniging te bestendigen. Dat mechanisme is gericht op de behandeling van weesverontreiniging op kosten van het Gewest op sites met een gewestelijk belang, maar ook op private sites die door verontreiniging worden getroffen en die op een gecoördineerde manier moeten worden beheerd.
­ De herziening van het erkenningsbesluit voor bodemverontreinigingsdeskundigen (die de onderzoeken uitvoeren) en de registratie voor aannemers (die de behandelingswerken uitvoeren) zal binnenkort in derde lezing aan de regering worden voorgelegd.


4/

Momenteel telt de onderafdeling Bodems van Leefmilieu Brussel 34 VTE's.
Elk jaar:
­ geven ze 25.000 tot 30.000 bodemattesten uit;
­ verlenen ze 9.000 tot 10.000 vrijstellingen;
­ analyseren ze 4.000 tot 5.000 technische documenten en leveren ze eenzelfde aantal beslissingen en administratieve vergunningen af (verkoop van onroerend goed, opstart van economische activiteiten, enz.);
­ werken ze 4.000 tot 5.000 sites bij in de inventaris van de bodemtoestand;
­ kennen ze 400 tot 500 premies toe voor het uitvoeren van onderzoeken en saneringswerkzaamheden.

De onderafdeling Bodems biedt ook een faciliteringsdienst aan om burgers en bedrijven te begeleiden bij hun inspanningen.

Momenteel voert de onderafdeling Bodems twee grote projecten uit met een belangrijke inzet voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest:
­ de ‘Good Soil’-strategie: het doel is een bodem van betere kwaliteit te privilegiëren voor natuur en stadslandbouw en een bodem van mindere kwaliteit voor bebouwing;
­ de strategie voor het beheer en de traceerbaarheid van gerecycleerde grond en granulaten, in nauwe samenwerking met de diensten die belast zijn met afvalbeheer en de circulaire economie, om de circulaire economie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te bevorderen.