Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de conclusies van het onderzoek van het federaal Planbureau over de gevolgen inzake mobiliteit van een maximalistisch scenario voor het telewerk in Brussel.

Indiener(s)
David Weytsman
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 694)

 
Datum ontvangst: 03/12/2020 Datum publicatie: 22/02/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 08/02/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
08/01/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Het Federaal Planbureau heeft een boeiend onderzoek gepubliceerd, met als titel "Telewerk en transportvraag: een evaluatie in het PLANET-model". Dit neemt het scenario van een maximalistische toename van het gebruik van telewerk in België (+132%) tegen 2040 in aanmerking. Het doel van dit onderzoek was telewerk als mogelijke oplossing voor het mobiliteitsvraagstuk vanop een zekere afstand te bekijken. Het was de bedoeling om met behulp van betrouwbare bronnen en beproefde modellen het verband tussen een uitbreiding van telewerk en de vermindering van de transportvraag te objectiveren. Er zij ook op gewezen dat dit onderzoek alleen gebaseerd was op het gedrag van werknemers in loondienst.

De algemene conclusie van dit onderzoek op nationaal niveau was dat de intensivering van telewerk een bescheiden impact had op de totale transportvraag. Dit scenario leidt immers tot een daling van het aantal afgelegde reizigerskilometers in België in 2040 met slechts 1,2% ten opzichte van het referentiescenario zonder toename van het telewerk. Dat bescheiden globale effect wordt echter verkregen doordat twee belangrijkere effecten elkaar compenseren. Enerzijds een meer uitgesproken daling van de transportvraag voor het motief ‘woon-werk’ en anderzijds een toename van de transportvraag voor ‘andere motieven’.

De voor Brussel waargenomen resultaten zijn echter veel interessanter. Het maximalistische telewerkscenario in 2040 leidt immers tot een daling met 17,6% van de dagelijkse ritten naar een werkplek in Brussel voor het motief ‘woon-werk’. Als we alleen kijken naar het inkomend pendelverkeer, dus dat van niet-Brusselaars, is de evolutie nog duidelijker, met 23,1% minder verplaatsingen in het maximalistische telewerkscenario. Het belangrijkste resultaat van een scenario met meer telewerk is dus een vermindering van het dagelijkse woon-werkverkeer naar Brussel.

Als we bovendien de resultaten per vervoermiddel bekijken, zien we dat Brussel relatief gezien de grootste dalingen vertoont (tot -8,8%) voor de auto. Ook al is het de trein die de meeste impact ondervindt, met een daling van 12,3% van de ritten naar Brussel en de zuidrand.

Op grond van deze conclusies verwijs ik u naar ons plan Fluid Brussels dat in mei is uitgebracht. Daarin beschreven wij de noodzaak om alle functies te identificeren waarbij structureel telewerk mogelijk is, om het aantal dienstdagen te bepalen en om alle ondersteunende diensten te verlenen die nuttig zijn voor het uitvoeren van telewerk. Wij zijn van mening dat, met uitzondering van functies die onverenigbaar zijn met werken op afstand, elke ambtenaar moet kunnen telewerken en zo zijn of haar privéleven en werk beter moet kunnen combineren. Het is ook van essentieel belang om de werkprocessen binnen elke administratie anders te organiseren, door videoconferentietools te bevorderen, met name voor de organisatie van externe vergaderingen, opleidingen of aanwerving. De administraties moeten ook nieuwe processen ontwikkelen om de videoconferentietools te integreren in hun relatie met de burgers. Dit zijn elementen waarop het Gewest rechtstreeks kan inspelen om het gebruik van telewerk te versterken.

Mijn vragen zijn als volgt:

­ Hebt u via Brussel Mobiliteit een studie uitgevoerd of besteld om de vooruitgang van het telewerk in het Brussels Gewest te evalueren en de impact die deze vooruitgang zou hebben op de mobiliteit in onze hoofdstad?

­ Welke acties hebt u gepland in samenwerking met de andere ministers die voor deze aangelegenheden bevoegd zijn, om het gebruik van telewerk in de hoofdstad te doen toenemen?

­ Is er bij de investeringen voor mobiliteit in Brussel in de komende tien of twintig jaar rekening gehouden met een uitbreiding van het telewerk naar een maximalistisch scenario, zoals opgenomen in het onderzoek van het Federaal Planbureau?

­ Welke conclusies hebt u uit dit onderzoek van het Federaal Planbureau getrokken?

 
 
Antwoord    De recente ontwikkelingen op het vlak van telewerk werden opgevolgd via de studie “mobiliteit COVID”, die door de federale overheid werd gevoerd (gepubliceerd in juli 2020): https://mobilit.belgium.be/nl/nieuws/nieuwsberichten/2020/bemob_impact_van_covid_19_op_de_mobiliteitsgewoontes_van_de_belgen.

We hebben er voorlopig nog geen zicht op in welke mate het telewerk na de gezondheidscrisis zal worden behouden/bestendigd.

Het Gewestelijke Mobiliteitsplan steunt op een verschuiving in de verplaatsingsvraag naar minder en kortere verplaatsingen door het uitvoeren van acties die in de focus “Good Choice” zijn gebundeld. Het betreft maatregelen die gericht zijn op a) het stadsontwikkelingsbeleid (het aanmoedigen van een mix, verdichting en de ontwikkeling van functies die voor veel verplaatsingen zorgen in het licht van de toegankelijkheid van de wijken, alsook de ontwikkeling van lokale activiteiten en handelszaken), b) het tarievenbeleid voor de verplaatsingen en c) instrumenten en maatregelen voor begeleiding, sensibilisering en communicatie bedoeld om iedereen aan te moedigen over zijn of haar verplaatsingen na te denken (Zich verplaatsen of niet? Waar? Wanneer? Hoe?) en de juiste keuze te maken afhankelijk van de omstandigheden van de verplaatsing.

Er worden diverse acties gevoerd om telewerk bij bedrijven aan te moedigen.

Brussel Mobiliteit en Leefmilieu Brussel hebben in de week van 07.12.2020 voor bedrijven een webinar georganiseerd over het thema “telewerk: grenzen en gevolgen voor het welzijn van de werknemers”, waarvan de opname (NL en FR) intussen op de website van Leefmilieu Brussel beschikbaar zou moeten zijn.

Wat de bedrijfsvervoerplannen betreft, willen we eraan herinneren dat de verplichting (indiening van het bijgewerkte bedrijfsvervoerplan om de drie jaar) wegens de lockdown met een jaar werd uitgesteld. Eind 2021 zullen we dus de volgende mobiliteitsgegevens van bedrijven ontvangen. Die kunnen ons een idee geven van de inhoudelijke maatregelen/langetermijnmaatregelen die bedrijven op het vlak van telewerk hebben genomen. Heel wat bedrijven denken erover na, maar hebben het nog niet bestendigd.

Tot slot wordt in de overeenkomst tussen Brussel Mobiliteit en BECI van dit jaar (die het “Brussels Mobility Network” financiert, dat BECI organiseert voor de bedrijven) een deel van het budget besteed aan de oprichting van een partnerschap genaamd WorkLab, waarbinnen BECI publieke en private actoren wil samenbrengen om te werken aan belangrijke thema's met betrekking tot de Brusselse bedrijfssector. Tussen februari en november 2021 zullen er verschillende activiteiten plaatsvinden, waaronder interviews en videoconferenties met experten. Een van de eerste thema’s die op het programma staan is telewerk, de bestendiging ervan en de gevolgen ervan voor de mobiliteit en de vastgoedsector in het bijzonder.

Uit de enquête van het Federaal Planbureau blijkt dat telewerk een grotere impact heeft op de verplaatsingen in het BHG. Telewerk is een van de vele maatregelen (zie hierboven) die tot doel hebben de verplaatsingen (met name voor lange afstanden en/of tijdens de spitsuren) die bijdragen aan de verzadiging van het netwerk te verminderen (of het nu gaat om het wegverkeer of het openbaarvervoersnetwerk). De dimensionering van netwerken tijdens deze piekperiodes houdt vaak aanzienlijke investeringen in. Investeringen om de infrastructuur voor deze piekperiodes te verhogen worden niet aanbevolen in het Gewestelijke Mobiliteitsplan. In plaats daarvan wordt aanbevolen de bestaande infrastructuur rendabeler te maken en te versterken, nieuwe diensten te ontwikkelen (verbindend openbaar vervoer) en de voetgangers- en fietsroutes veiliger te maken.