Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de mogelijkheden omtrent mobiel zorgwonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 315)

 
Datum ontvangst: 01/12/2020 Datum publicatie: 29/03/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 29/03/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
11/01/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Enige tijd terug mocht ik uw collega-regeringsleden bevoegd voor Huisvesting en Energie reeds enkele vragen stellen omtrent de nieuwe ontwikkelingen in de bouwsector inzake woningvernieuwingen en nieuwe woonvormen, waarbij ook de mogelijkheden omtrent mobiele mantelzorgwoningen reeds aangeraakt werden (cf. schriftelijke vraag nr. 141 voor Mevr. Ben Hamou en nr. 183 voor Dhr. Maron).

Intussen werd op 27 november laatstleden op Vlaams niveau een decreet rond zorgwonen goedgekeurd, waardoor het eenvoudiger wordt om een mobiele mantelzorgwoning te plaatsen. Die mobiele mantelzorgwoningen, waarbij een mobiele woonunit in de tuin van een bestaande woning wordt geplaatst, lag sinds vorig jaar op de tafel met de vraag om daarvoor een duidelijker wetgevend kader te creëren. Momenteel is er immers pas sprake van een zorgwoning als er een ondergeschikte wooneenheid wordt gecreëerd binnen het fysieke geheel van de hoofdwoning, maar met dit decreet wordt het dus ook mogelijk om een nieuwe (mobiele) wooneenheid te creëren naast het bestaande huis of in de tuin. De tijdelijkheid van deze mobiele mantelzorgwoning wordt echter wel bewaakt, want eens de zorgnood wegvalt heeft ook de mobiele zorgwoning geen grond van bestaan meer. Op die manier kan misbruik op vlak van ruimtelijke ordening voorkomen worden.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Hebt u uw administratie reeds de opdracht gegeven om de mogelijkheden omtrent mobiel zorgwonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te onderzoeken? Zo ja, welke vaststellingen of conclusies kwamen hier reeds uit voort? Wanneer werd of wordt dit onderzoek afgerond?

- Hebt u reeds besloten een duidelijk wetgevend kader hieromtrent de creëren? Zo ja, welke stappen werden hieromtrent reeds gezet? Welk verder tijdspad voorziet u voor het opstellen van dit kader?

- Kan u in het bijzonder toelichten op welke manier de vijf proefprojecten omtrent modulair wonen, die door de desbetreffende projectoproep van Brussel Huisvesting sinds 2018 ondersteund en opgevolgd worden, reeds hebben bijgedragen tot de creatie van dit wetgevend kader? Op welke manier werd u vanuit uw bevoegdheden rond Stedenbouw betrokken bij de evaluatie van deze proefprojecten?

- Op welke manier wordt het dossier omtrent mobiel zorgwonen structureel overlegd met de Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting en de GGC-Collegeleden bevoegd voor Bijstand aan Personen? Is er sprake van een breed gedragen gewestelijke visie op deze problematiek? Kan u dit nader toelichten?
 
 
Antwoord    De huidige regelgeving beantwoordt niet meer aan de woonvormen van nu en zorgt voor lacunes en verwarring. Voor veel specifieke situaties is er geen omkadering.

Hoewel mijn administratie de kwestie van de modulaire woningen en van de “tiny houses” al globaal heeft onderzocht, werd de specifieke situatie van de tiny houses nog niet in detail bekeken.

Maar ik kan u opnieuw bevestigen dat de lopende wijzigingen van de regelgeving gericht zijn op een duidelijk juridisch kader inzake stedenbouw en op het wegnemen van de obstakels voor de uitvoering van dergelijke projecten. Dat gebeurt zowel via de herziening van de GSV als van het besluit “Vrijstellingen” en van het besluit betreffende de vergunningen van beperkte duur.

Het ontwerp van deze drie teksten is een eerste stap naar de erkenning van de meest voorkomende kleine woonvormen in het stedenbouwkundig recht, en alleszins de kleine woonvormen waarvoor de nood in het Brussels Gewest het hoogst is. De verwezenlijking daarvan is een prioriteit. Samen met Urban zetten mijn ploeg en ik ons actief in, overeenkomstig de doelstellingen van de Algemene Beleidsverklaring van de Brusselse regering.

Mijn administratie en ik werden niet betrokken in de beoordeling van de vijf proefprojecten maar het spreekt vanzelf dat een samenwerking en een harmonisering van het begrip huisvesting in het stedenbouwkundig recht en het huisvestingsrecht wenselijk zijn. In dat opzicht vormt de lopende hervorming van de GSV een ideale gelegenheid om stedenbouw en huisvesting op elkaar af te stemmen inzake essentiële woonkwesties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.  

Daarvoor werden er eind 2020 contacten gelegd tussen mijn administratie en die van mijn collega Nawal Ben Hamou. De samenwerking zal in het begin van het jaar verder verfijnd worden.