Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het vormen van reddingsstroken.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 698)

 
Datum ontvangst: 11/12/2020 Datum publicatie: 18/02/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 17/02/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
11/01/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Vanaf donderdag 1 oktober 2020 moeten bestuurders bij filevorming op een rijbaan met twee rijstroken in dezelfde rijrichting op de linkerrijstrook zo ver mogelijk naar links uitwijken en die op de rechterrijstrook zo ver mogelijk naar rechts. Als de rijbaan meer dan twee rijstroken in dezelfde rijrichting telt, wijken de bestuurders op de linkerrijstrook uit naar links en de bestuurders op de andere rijstroken naar rechts, waardoor er een reddingsstrook ontstaat tussen de linkerrijstrook en de andere rijstroken. Die vrijgekomen reddingsstrook is een vrije ruimte waarop hulpdiensten kunnen voorbijrijden in de file als dat nodig is. 

Automatisch bij filevorming geen reddingsstrook vormen is een overtreding van de eerste graad. Op het hinderen van prioritaire voertuigen die met zwaailichten en sirene rijden staat een boete derde graad. 

- De verplichte reddingsstrook is van kracht vanaf 1 oktober. Welke sensibiliseringsacties hebt u hiervoor op poten gezet voor 1 oktober. En welke na 1 oktober? Welke staan nog gepland?

- Plant u om de inburger van de reddingsstrook op te volgen en te evalueren? 

- Zijn er klachten/rapporten van reddingsdiensten die aanklagen dat deze reddingsstroken niet gevormd worden zoals de wet voorziet?

- Zijn er de voorbije jaren ongevallen gebeurd waar een prioritair voertuig bij betrokken was omdat er geen goede reflex was van andere bestuurders om aan de kant te gaan? Wat zijn de cijfers? Zijn er sinds oktober reeds ongevallen geweest omdat er geen reddingsstrook werd gevormd?

- Reddingsvoertuigen gebruiken soms de (nieuwe) fietspaden die vroeger een rijstrook van de openbare weg vormden. Fietspaden maken geen deel uit van de rijbaan en zijn voorbehouden voor fietsen en tweewielige bromfietsen. In artikel 37.5 van de wegcode staat dat bestuurders van een prioritair voertuig zijn vrijgesteld van de meeste bepalingen van de wegcode wanneer ze een dringende opdracht uitvoeren. Mogen prioritaire voertuigen met zwaailicht en sirene de al dan niet afgescheiden fietspaden gebruiken? 
 
 
Antwoord    De sensibilisering voor de reddingsstroken vond plaats in samenwerking met de drie gewesten. Aangezien het een Federale maatregel betreft, lag gezamenlijke communicatie voor de hand.

Deze gemeenschappelijke communicatie omvatte het volgende:
- De verspreiding van de nieuwe regel via de sociale netwerken
- Informatie op de dynamische informatieborden op het grondgebied van het Gewest
- De uitwerking, van een lijst met veelgestelde vragen om de werking van de reddingsstroken goed uit te leggen aan de gebruikers, en dit samen met de andere Gewesten en de Federale overheid,

Deze communicatie kan in de toekomst eventueel herhaald worden.

Er is op dit ogenblik geen evaluatie voorzien door BM.

BM en ikzelf hebben heeft geen weet van klachten in dat verband.

Wij hebben geen rechtstreekse informatie over ongevallen die aan dergelijk gedrag te wijten zouden zijn. Uit de ongevalsgegevens kan deze oorzaak niet afgeleid worden.

De bestuurder van een prioritair voertuig dat een dringende opdracht uitvoert dient de wegcode niet na te leven, met uitzondering van volgende artikelen:
- 4 (bindende kracht van de bevelen van de bevoegde personen),
- 8.4 (verbod om een draagbare telefoon te gebruiken),
- 16.4 (regels vóór het links inhalen),
- 20 (verkeer op spoorwegen en overwegen),
- 24, eerste lid, 3° (stilstaan- en parkeerverbod op overwegen),
- 35 (veiligheidsgordels en andere beveiligingssystemen),
- 36 (valhelmen en beschermende kleding),
- 37 (prioritaire voertuigen),
- 44.1, vierde lid (plaatsen uitgerust met veiligheidsgordels moeten bij voorrang worden ingenomen) en vijfde lid (meedelen van de verplichting om de veiligheidsgordel te dragen in voertuigen bestemd voor het vervoer van personen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend),
- 59.1 (vertonen van de identiteitskaart of het als zodanig geldend bewijs op elk door een bevoegd persoon gedaan verzoek).

Er dient evenwel een onderscheid gemaakt te worden tussen bepaalde bestuurders van prioritaire voertuigen en andere.

De regeling betreft enkel volgende personen:
- het personeel van het operationele kader van de federale en de lokale politie;
- de veldwachters;
- het personeel van de Belgische militaire politie bij de uitoefening van zijn dienst, uitsluitend inzake de bevelen aan de weggebruikers;
- een bestuurder van een voertuig voor dringende medische hulpverlening;
- een bestuurder van een brandweervoertuig;
- een bestuurder van een voertuig van de Civiele Bescherming;
- een bestuurder van een voertuig van de veiligheidsdienst van de spoorwegen en van een voertuig voor hulpverlening van Infrabel;
- een bestuurder van een voertuig voor hulpverlening bij een ernstig incident veroorzaakt door water, gas, elektriciteit of radioactieve stoffen;
- een bestuurder van de Dienst Opruiming en Vernietiging van Explosieven (DOVO) van Defensie, bij dringende ingrepen.


Opgelet:

De bepalingen van de artikelen 11 (snelheidsbeperkingen), 22quater (zone 30), 40bis (gedrag tegenover groepen kinderen, scholieren, personen met een handicap en bejaarden), 41 (Gedrag tegenover militaire kolonnes, stoeten, groepen voetgangers, processies, culturele, sportieve en toeristische evenementen, wielerwedstrijden, niet-gemotoriseerde sportwedstrijden of -competities, groepen fietsers, groepen motorfietsers, groepen ruiters en werfopzichters op de openbare weg) gelden niet voor de voertuigen gebruikt door bevoegde personen noch voor prioritaire voertuigen wanneer een dringende opdracht het rechtvaardigt.

In die gevallen moeten de bestuurders van deze voertuigen evenmin de snelheidsbeperking opgelegd door het verkeersbord C43, in voorkomend geval met zonale geldigheid conform artikel 65.5, in acht nemen. (Zie artikel 59.13, 59.14)

Op te merken valt dat de plicht tot voorzichtigheid blijft gelden.

De bepalingen van artikel 37.5 ontheffen de bestuurder van een prioritair voertuig niet van de plicht tot voorzichtigheid als beschreven in de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek.

Bij ongeval kan de bestuurder altijd aansprakelijk gesteld worden.

Art. 1382 Burgerlijk Wetboek: "Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.

Art. 1383 Burgerlijk Wetboek: "Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt."

Verkeersmisdrijven begaan door bestuurders van prioritaire voertuigen (politie, brandweer, ambulances, enz.) maken het voorwerp uit van de wegcode en omzendbrief COL 16 van 06.09.2006. Punt 3 van deze omzendbrief verduidelijkt de principes inzake vaststelling en vervolging bij overschrijding van de maximaal toegelaten snelheid door prioritaire voertuigen die een dringende opdracht uitvoeren.

Bij een ongeval of als een prioritair voertuig geflitst wordt, komt het evenwel de gerechtelijke overheid toe te oordelen rekening houdend met de specifieke omstandigheden.