Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de toepassing van artikel 36 van het besluit van 22 september 2016 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de OVM’s.

Indiener(s)
Pierre-Yves Lux
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 461)

 
Datum ontvangst: 17/12/2020 Datum publicatie: 18/02/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 15/02/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
12/01/2021 Ontvankelijk p.m.
15/02/2021 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 september 2016 wijzigt het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996. De twee besluiten regelen de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGHM) of door de openbare vastgoedmaatschappijen (OVM’s).

Het aantal gevallen van intrafamiliaal geweld en vooral van geweld tegen vrouwen blijft in verontrustende mate toenemen. Die tendens wordt nog versterkt door de lockdowns van dit jaar. De slachtoffers toegang verlenen tot huisvesting is een essentiële stap die volgt op het opvangtraject in gespecialiseerde instellingen. Voor de sociale huisvesting is er op dat vlak dan ook een belangrijke rol weggelegd. Daarom zou ik de balans willen opmaken van de correcte toepassing van artikel 36 van het besluit van 22 september 2016.

Kunt u een overzicht geven van de toepassing van artikel 36 in de verschillende OVM’s door de volgende informatie te verstrekken voor elke OVM van het BHG?

- Hoeveel overeenkomsten zijn in uitvoering en met wie? Worden alle verplichtingen nageleefd die door de vigerende wetgeving worden opgelegd?

- Hoeveel woningen werden in 2019 en 2020 op grond van artikel 36 toegewezen? Om hoeveel kamers gaat het dan?

- Zijn die woningen enkel toegewezen aan vrouwen die het slachtoffer zijn van partnergeweld of bestaan er ook andere gevallen? Zo ja, hoeveel?
 
 
Antwoord    Artikel 36 van het BBHR van 26 september 1996 regelt de verplichting voor de OVM’s om een quotum voor prioritaire toewijzingen (3%) te voorzien voor personen die het slachtoffer zijn van partnergeweld of intrafamiliaal geweld.

Deze bepaling impliceert de uitvoering van een partnerschap tussen de OVM's en een van de erkende opvangtehuizen die onderdak verlenen aan personen wegens partnergeweld of intrafamiliaal geweld, en dit door middel van een of meerdere overeenkomsten voor de prioritaire toewijzing van woningen aan slachtoffers die overigens in aanmerking komen voor sociale huisvesting.

In 2020:
­ 13 opvangtehuizen hebben een partnerschap gesloten met een of meerdere OVM's. Zo werden 35 overeenkomsten gesloten.

In 2021:
­ Dezelfde 13 opvangtehuizen hebben een partnerschap gesloten met een of meerdere OVM's (met enkele verschuivingen van de ene naar de andere OVM). Op die manier werden 36 overeenkomsten gesloten.

De tabel in bijlage 1 bevat de lijst van partnerschappen die in 2020 zijn gesloten en die voor het jaar 2021 een positief advies van de BGHM hebben gekregen.

De in de wetgeving opgenomen verplichtingen worden nagekomen:
­ de indienings-, analyse- en goedkeuringstermijnen zorgen ervoor dat alle overeenkomsten kunnen worden toegepast op 1 januari van het jaar waarvoor zij gesloten zijn;
­ De BGHM is bevoegd om advies uit te brengen over de ontwerpen van overeenkomst die door de OVM's worden opgesteld. Dit advies wordt gegeven op basis van een vergelijking tussen de voorgestelde ontwerpen van overeenkomst en
o enerzijds het artikel 36 van het BBHR van 26/09/1996;
o anderzijds de op basis daarvan opgestelde modelovereenkomst zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur van de BGHM op 18 juli 2016.

Alle van kracht zijnde overeenkomsten hebben een gunstig advies ontvangen van de BGHM:
­ de krachtens dit artikel verwezenlijkte toewijzingen zijn onderworpen aan de voorafgaande controle van de sociaal afgevaardigde;
­ het percentage jaarlijks verrichte prioritaire toewijzingen van woningen krachtens artikel 36 dat wettelijk minstens 3% van het totale aantal toewijzingen van het voorgaande jaar moet bedragen, wordt nageleefd.

Zo is de situatie als volgt:
­ in 2019: er werden in totaal 52 toewijzingen gedaan, wat neerkomt op 3,28% van het totale aantal toewijzingen (uitgezonderd transfers en herhuisvestingsplannen) dat in 2018 werd gedaan;
­ in 2020: er werden in totaal 75 toewijzingen gedaan, wat neerkomt op 3,86% van het totale aantal toewijzingen dat in 2019 werd gedaan;

De tabel in bijlage 2 bevat de gevraagde informatie met betrekking tot het aantal toegewezen woningen in 2019 en 2020 krachtens artikel 36.
­ In 2019 werden 52 woningen toegewezen, goed voor in totaal 105 slaapkamers.
­ In 2020 werden 75 woningen toegewezen, goed voor in totaal 150 slaapkamers.

Het overgrote deel van de krachtens artikel 36 toegewezen woningen wordt toegewezen aan vrouwen die het slachtoffer zijn van partnergeweld.

Gezien het aantal kamers in de toegewezen woningen, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat zij de echtelijke woonst meestal met hun kind(eren) verlaten.

Volgens de door de sociaal afgevaardigden verstrekte informatie werden in 2020 slechts zes andere gevallen gemeld, wat neerkomt op 8% van de krachtens artikel 36 verrichte prioritaire toewijzingen.

Het gaat respectievelijk om:
­ een man die door zijn echtgenote is geslagen, die 3 kinderen ten laste heeft bij beslissing van de rechter en die in een opvangtehuis verbleef alvorens hij een woning kreeg toegewezen;
­ twee jongeren die door hun moeders en zussen werden mishandeld;
­ twee situaties waarin jonge meisjes, die het slachtoffer waren van geweldpleging door hun ouders omdat ze weigerden te trouwen met de echtgenoot die hen werd toegewezen, hun toevlucht hebben gezocht in een opvangtehuis en vervolgens een woning hebben kunnen verkrijgen;
­ een ander geval van huiselijk geweld tegen een jonge vrouw, zonder verdere details.