Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende Het relanceplan

Indiener(s)
Emmanuel De Bock
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 501)

 
Datum ontvangst: 21/01/2021 Datum publicatie: 11/03/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 10/03/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
08/02/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Ik zou u graag de volgende vragen stellen:

1- Heeft de Brusselse gewestregering, aangezien het uiteindelijk verkregen bedrag (395 miljoen) lager is dan aanvankelijk werd verwacht (ongeveer 500 miljoen), bepaalde strategische keuzes die ze had gemaakt bij het uitwerken van haar ontwerp van relanceplan dat in december 2020 aan de federale regering werd bezorgd, moeten bijstellen of zal ze dat moeten doen? Kunt u de methodologie beschrijven die de gewestregering heeft gevolgd of van plan is te volgen om de enkele prioritaire projecten te selecteren die in aanmerking zullen komen voor Europese financiering? Welke criteria moeten bij de selectie van de projecten gehanteerd worden?
2- Heeft de Brusselse regering al een lijst opgesteld van de prioritaire projecten die gefinancierd zouden moeten worden met de 395 miljoen euro die in het kader van het programma NextGenerationEU worden toegekend? Zo ja, kunt u ze dan toelichten? Kunt u ook een raming geven van de kosten van elk van de geselecteerde projecten? Hebben uw diensten de gevolgen en het "vermenigvuldigingseffect" van die investeringen kunnen berekenen? Heeft de Brusselse regering al een tijdschema vastgesteld voor de uitvoering van de verschillende projecten die met Europese middelen moeten worden gefinancierd?
3- Kan de gewestregering voldoende begrotingsmiddelen uittrekken om de financiering te garanderen van de andere projecten die in de initiële versie van haar relance- en herontwikkelingsplan waren opgenomen, maar uiteindelijk niet in aanmerking zullen komen voor Europese financiering?
4- Naar aanleiding van de vaststelling van de verdeelsleutel voor de Europese fondsen hebt u benadrukt dat ons Gewest indirect zou kunnen profiteren van de "return" van de investeringen van de andere gezagsniveaus in het kader van het relanceplan. Kunt u op basis van de contacten die u hebt gehad met leden van de andere regeringen van het land, een ruwe raming geven van de omvang van de financiële middelen die de federale overheid, de Federatie Wallonië-Brussel en de Vlaamse Gemeenschap van plan zijn om te investeren in infrastructuren en projecten op het grondgebied van het Brussels Gewest?
5- In oktober 2020 heeft de Brusselse gewestregering haar meerjarig begrotingstraject 2021-2024 uitgestippeld, dat voorzag in een geleidelijke opslorping van het tekort op het ESR-financieringssaldo en in een terugkeer naar een structureel evenwicht in 2024. Die meerjarenprognose was echter gebaseerd op de veronderstelling dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 500 miljoen euro zou krijgen in het kader van het programma “Europese Faciliteit voor Herstel en Veerkracht". Uiteindelijk zal ons Gewest slechts 395 miljoen euro krijgen. Heeft de Brusselse regering beslist haar meerjarig begrotingstraject 2021‑2024 te herzien om rekening te houden met die nieuwe parameter?
 
 
Antwoord    De vragen die u mij stelt, zijn identiek aan deze van uw bijgevoegde interpellatie betreffende de projecten die gefinancierd kunnen worden dank zij de begrotingsomslag van 395 miljoen euro die aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd toegekend naar aanleiding van het Europees relanceplan Next Generation EU.

Ik heb deze vragen beantwoord in de Commissie Financiën en Algemene Zaken op 8 februari jl. Ik kan u zeker aanraden het verslag van deze vergadering op te zoeken.