Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het hergebruik van bouwafval

Indiener(s)
Ibrahim Dönmez
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 687)

 
Datum ontvangst: 02/02/2021 Datum publicatie: 02/04/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 31/03/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/02/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Uit een artikel in de Echo van 30 januari 2021 blijkt dat het Gewest jaarlijks 2 miljoen ton bouw- en sloopafval produceert en dat driekwart van dit afval buiten Brussel wordt gerecycleerd.

In het artikel maakt u melding van de herziening van het Brussels besluit betreffende de productie en het gebruik van granulaten en uitgegraven aarde om een antwoord te bieden op het probleem van de onderbenutting van afval en de verbetering van de prestaties van het korte stadscircuit.

In het licht van deze informatie zou ik u de volgende vraag willen stellen:

- Bent u met andere gewesten in overleg getreden om de productie- en certificatiesystemen te standaardiseren?
 
 
Antwoord    In de eerste plaats heeft het cijfer van 2 miljoen ton bouw- en sloopafval betrekking op de totale hoeveelheid inert afval en is het een overschatting. Volgens de verslagen betreffende het aangegeven afval bij Leefmilieu Brussel, vertegenwoordigt de hoeveelheid bouw- en sloopafval in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een jaarlijks gemiddelde van 1,8 miljoen ton voor de periode 2013-2017. Deze cijfers omvatten echter zowel uitgegraven grond als sloopafval, dat eigenlijk goed is voor ongeveer 800.000 ton per jaar. Bovendien zou volgens bestaande studies(1) de jaarlijkse hoeveelheid bouw- en sloopafval nog geringer zijn, namelijk ongeveer 628.000 ton, waarvan 400.000 ton inert bouwafval zou kunnen worden omgezet in gerecycleerde granulaten. Bovendien kunnen de hoeveelheden van deze granulaten van jaar tot jaar variëren naar gelang van de sloopwerven die in uitvoering zijn. Desalniettemin liggen zij duidelijk lager dan het globale cijfer dat door de sector naar voren wordt geschoven.


Wegens het gebrek aan geschikte locaties in ons gewest bevinden de meeste brekers zich in de rand. Gezien de verwevenheid met de andere gewesten, met name het Vlaamse Gewest op dit punt, beoogt het ontwerpbesluit dat wordt voorbereid waar mogelijk aan te sluiten bij de bestaande praktijk in het Vlaamse en Waalse Gewest, rekening houdend met de specifieke kenmerken van Brussel, en zonder de gezondheid van de bevolking in gevaar te brengen of schade toe te brengen aan het milieu. Men zal streven naar uniformeringen, bijvoorbeeld op het gebied van de productie, de traceerbaarheid via erkende beheersorganismen en de certificering van brekers die gerecycleerde granulaten produceren.

In dat kader heeft Leefmilieu Brussel overleg gepleegd met de twee andere gewesten. Daarnaast heeft in november 2020 een meer globaal overleg van de verschillende betrokken actoren plaatsgevonden en in dat kader zijn ook de OVAM en de Waalse Openbare Dienst (SPW) geraadpleegd.
Leefmilieu Brussel voert tot slot een studie uit naar een ontmantelingsprotocol. De twee andere gewesten zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep van deze studie.

(1) Studies Ceraa-Rotor van 2012 en Recydata van 2014