Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de bouwvergunning voor het project Aspria Solvay Sport

Indiener(s)
Geoffroy Coomans de Brachène
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 366)

 
Datum ontvangst: 22/02/2021 Datum publicatie: 23/04/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 20/04/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
01/03/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In juni 2019 had de Regering een derde bouwvergunning afgeleverd voor het project Aspria Solvay Sport, die ook al snel bij de Raad van State werd aangevochten door enkele buurtbewoners.

Om deze redenen zou ik u de volgende vragen willen stellen:

1. Hoe is de situatie vandaag? Lopen er nog beroepsprocedures? Wat waren de redenen voor deze beroepsprocedures?
2. Zijn er contacten geweest tussen uw diensten en/of uw kabinet en de eisers? Zo ja, heeft dit het mogelijk gemaakt om voor alle partijen passende oplossingen te vinden?
3. Beschikt u over een tijdschema voor de uitvoering van het Aspria Solvay Sport-project? Weet u of de gezondheidscrisis enige invloed op het project heeft gehad?
4. Hoe kan men, aangezien er op de website OpenPermits.brussels geen informatie beschikbaar is over de verschillende aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen, volledige informatie krijgen over de afgeleverde vergunning?
5. Doet het feit dat de OpenPermits-website onvolledig is, geen twijfel rijzen over de geldigheid van de vergunning in het licht van de meest recente gewestelijke wettelijke bepalingen?
6. Welke garanties vraagt het Gewest voor het behoud van de bomen op het terrein van Aspria Solvay Sport? Wat zijn de wettelijke sancties in geval van het niet eerbiedigen van deze bomen?
7. Hoeveel parkeerplaatsen zijn er toegestaan op de hele site van Aspria Solvay Sport?
8. Welke maatregelen heeft het Gewest genomen om de louter sportieve functie van het gebied te respecteren, gelet op de bezwaren tegen de aanwezigheid van een hotelinfrastructuur en MICE-ruimten?
9. Hoe zit het met de milieuvergunning voor het project? Werd het op hetzelfde moment uitgegeven als de SV? Werden er bijzondere uitbatingsvoorwaarden vastgelegd?
 
 
Antwoord    1.
Geschiedenis
De nv ASPRIA BELGIUM diende op 23 mei 2013 een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in voor de bouw van een uitbreiding aan het bestaande clubhuis, met integratie van een hotelgebouw met 49 kamers, een ondergrondse parking met 193 plaatsen (verdeeld over twee niveaus) en de inrichting van de site van het “Parc Solvay Sports”, Perulaan 80.

De gemachtigd ambtenaar heeft op 28 juli 2014 een vergunning afgeleverd aan de nv ASPRIA.
De Stad Brussel diende op 29 augustus 2014 een beroep in bij de Regering.

Het beroep van de Stad Brussel werd ongegrond verklaard en de vergunning werd afgeleverd bij regeringsbesluit van 28 april 2016, met de toekenning van een unieke vergunning die toelaat om een uitbreiding aan het bestaande clubhuis te bouwen, met integratie van een verblijfsinfrastructuur met 25 kamers, een ondergrondse parking van 193 plaatsen (verdeeld over twee niveaus) en de inrichting van de site van het “Parc Solvay Sports”.

Een buurtbewoner heeft via een beroep, ingediend op 11 juli 2016, verzocht om de annulering van het regeringsbesluit van 28 april 2016. Daarin werd onder andere aangehaald dat de afgeleverde vergunning een inbreuk inhield op voorschrift 13 van het GBP.

De Raad van State heeft de afgeleverde vergunning op 11 januari 2017 opgeschort bij arrest nr. 237.004 en heeft ze daarna geannuleerd bij een arrest van 29 mei 2018, om de volgende redenen:
“ (...)
Een verblijfsinfrastructuur zoals een hotel, ongeacht haar kwalificatie of de voorwaarden waartegen de houder van de vergunning ze beschikbaar maakt voor zijn cliënteel, is niet complementair met de sociale functie van een gebied dat is ingedeeld bij de groene ruimten en bedoeld is voor openluchtactiviteiten en niet voor een recreatieverblijf van lange duur; dat noch het onthaal van het cliënteel, noch de organisatie van sportwedstrijden op dit soort site in een verstedelijkt gebied inhouden dat ter plaatse verblijf wordt verstrekt; dat het aanvullingsbegrip een voldoende rechtstreekse relatie inhoudt met de sportbeoefening in de open lucht en dat dit op straffe van vertekening van het betrokken gebied, niet kan worden uitgebreid tot ongeacht welke bestemming die eenvoudigweg in een aanvullend aanbod voorziet voor het personeel; dat het eerste middel in deze gegrond is;”

De eisende partij heeft op 15 oktober 2018 op eigen initiatief wijzigingsplannen ingediend in toepassing van artikel 173/1 van het BWRO die beogen tegemoet te komen aan het voormelde arrest van 29 mei 2018 van de Raad van State.

In deze nieuwe plannen wordt afgestapt van de verblijfsfunctie voorbehouden aan de leden en a fortiori het oorspronkelijk voorziene bijhorende hotel. De volumes waarop deze vroegere bestemming betrekking had, zijn omgevormd tot bestemmingen die reeds aanwezig zijn in het project: sportzaal, turnzalen en salon. Het bouwprofiel blijft ongewijzigd.

De vergunning voor de bouw van een uitbreiding aan het bestaande clubhuis, met integratie van een ondergrondse parking met 193 plaatsen (verdeeld over twee niveaus) en de inrichting van de site van het “Parc Solvay Sports” werd toegekend bij regeringsbesluit van 9 mei 2019.

Hangende beroepen:
Er zijn twee beroepen tot schorsing en vernietiging hangende bij de Raad van State. Deze beroepen werden ingediend door buurtbewoners.

De twee eisende partijen hebben dezelfde raadgevers, de ingeroepen middelen zijn dezelfde voor beide procedures.

Middelen
Het eerste middel is afgeleid uit de schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, de zorgvuldigheidsplicht, het onpartijdigheidsbeginsel, de (oude) artikelen 172, 173, 173/1 en 182 van het BWRO, de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, het beginsel van interne motivering, de kennelijke beoordelingsfout, het beginsel van de nuttige werking van het openbaar onderzoek, het beginsel van de procedurele eerlijkheid, het eerlijk proces bedoeld door artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, het beginsel van de redelijke termijn, de onbevoegdheid van de auteur van de handeling en de machtsoverschrijding.

In het eerste onderdeel bekritiseert de eisende partij het feit dat de tegenpartij de procedure heeft heropgenomen in de fase van het beroep bij de regering volgend op het arrest nr. 241.661 van 29 mei 2018, bijna een jaar na de uitspraak van dit arrest, zonder rekening te houden met de feitelijke wijzigingen die gebeurden sinds de indiening van dit beroep, terwijl ze het dossier opnieuw zou moeten hebben actualiseren om met kennis van zaken een beslissing te nemen en bijgevolg de begunstigde van de geannuleerde vergunning uit te nodigen om een nieuwe aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in te dienen.

In het tweede onderdeel haalt ze aan dat na de kennisgeving van het vernietigingsarrest van 29 mei 2018 een nieuwe volledige termijn van 30 dagen aan de Regering werd toegekend om een nieuwe beslissing te nemen over het beroep, maar dat de tegenpartij de bestreden handeling evenwel pas bijna een jaar later heeft aangenomen. Ze is van oordeel dat een dergelijke termijn een duidelijke schending inhoudt van artikel 172 van het BWRO, dat voorziet dat de Regering een uitspraak doet binnen de 30 dagen na ontvangst van het advies van het Stedenbouwkundig College, dat op 6 november 2014 plaatsvond.

Het tweede middel is afgeleid uit de schending van voorschriften 0.6 en 1.3 van het gewestelijk Bestemmingsplan (GBP), de artikelen 2 en 3 van de bovengenoemde wet van 29 juli 1991, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, uitdrukkelijke motivering van de unilaterale bestuurshandelingen, zorgvuldig beslissingen nemen van het bestuur, kennelijke beoordelingsfout, uit de schending van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud en meer bepaald van haar artikel 8 en van de doelstelling tot versterking van het groene netwerk dat door het Natuurplan wordt nagestreefd en van de machtsoverschrijding.

Het derde middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 2 en 4 van richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, de artikelen 128, 135, 140, 141 en 148 van het BWRO, bijlage A, punt 18, van het BWRO, de artikelen 2 en 3 van de bovengenoemde wet van 29 juli 1991, de kennelijke beoordelingsfout en uit de schending van de beginselen van behoorlijk bestuur en het zorgvuldig beslissingen nemen van het bestuur.

In het eerste onderdeel is de vergunningsaanvrager overgegaan tot een kunstmatige opsplitsing van de aanvraag om de verplichting tot uitvoering van een milieueffectenstudie te omzeilen door te beweren dat er een overdekte parking van minder dan 200 voertuigen wordt uitgebaat.

In het tweede onderdeel legt de auteur van de bestreden handeling niet uit waarom hij van oordeel was dat er geen effectenstudie moest plaatsvinden.

De procedure tot schorsing
Via de arresten van 7 februari 2020 (nr. 247.007 en nr. 247.008) heeft de Raad van State de verzoeken tot schorsing verworpen omdat een van de voorwaarden uit artikel 17, §1 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, opdat die laatste de schorsing van de uitvoering van de bestreden handeling kan uitvaardigen, ontbreekt, namelijk de aanwezigheid van minstens één ernstig middel dat op het eerste gezicht de vernietiging van deze beslissing rechtvaardigt. De verzoeken tot schorsing konden bijgevolg niet in aanmerking worden genomen.

De procedure tot vernietiging
In zijn rapporten van 14 oktober 2020 is de Auditeur van oordeel dat de voorgelegde prejudiciële vragen niet nuttig zijn voor het onderzoek van het eerste middel en volgt hij de redenering van de schorsingsarresten van 7 februari 2020 (nr. 247.007 en 247.008) en besluit hij dus tot de verwerping van de verzoekschriften tot vernietiging.

De hoorzitting van beide zaken is vastgelegd op 11 mei 2021.

Andere vragen
2. Er vond geen contact plaats met de eisers. Die contacten lijken niettemin voorbarig omdat de Auditeur in zijn rapporten van 14 oktober 2020 tot de verwerping van de verzoekschriften tot schorsing en vernietiging heeft besloten.

3. Ik heb geen kennis van de timing voor de uitvoering van het project Aspria Solvay Sport.
Ter herinnering, artikel 101, § 6 van het BWRO bepaalt dat:

Ҥ 6. Wanneer een beroep tot nietigverklaring van een stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend bij de afdeling administratieve geschillen van de Raad van State,
wordt de vervaltermijn van de vergunning van rechtswege opgeschort, van de indiening van het verzoek tot de kennisgeving van de uiteindelijke beslissing. (...)”

4. Artikel 17 van het Gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie van 16 mei 2019 heeft betrekking op de passieve openbaarheid van bestuur en bepaalt dat:

"§1. Eenieder kan, volgens de voorwaarden bepaald in dit gezamenlijk decreet en ordonnantie, elk bestuursdocument en alle milieu-informatie van een bestuurlijke overheid ter plaatse inzien, dienomtrent uitleg krijgen en mededeling in afschrift ervan ontvangen. ”

De dossiers kunnen worden geraadpleegd bij URBAN via een schriftelijke aanvraag tot raadpleging.

5. De door het BWRO voorziene procedure voor de aflevering van de vergunning werd nageleefd. Het feit dat de website OpenPermits onvolledig is heeft geen gevolgen voor de geldigheid van de vergunning.

6. De vergunning van 9 mei 2019 voorziet als voorwaarde:
“Wat de beschermde delen van de site betreft, zich schikken naar het gunstige advies onder voorbehoud dat de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML) tijdens de zitting van 18/12/2013 heeft uitgebracht (in de bijlage) en:
- geen funderingen uitgraven onder de kruin van de ceder om de brandweer toegang te verschaffen; de versterkte grasmat die voorgesteld wordt door de aanvrager mag alleen buiten de boomkruinen aangelegd worden;
- alle nodige voorzorgen nemen om de bomen en hun wortelgestel tijdens de werkzaamheden te beschermen;
- de begrenzing van de beschermde site afpalen;

Bij niet-naleving van de afgeleverde vergunning zal een beroep worden gedaan op Titel X van het BWRO, misdrijven en strafbepalingen. De misdrijven zijn onderworpen aan strafrechtelijke vervolgingen overeenkomstig hoofdstuk II, ofwel aan een administratieve geldboete overeenkomstig hoofdstuk V van Titel X.

7. De vergunning afgeleverd op 9 mei 2019 laat 193 parkeerplaatsen toe.
8. In de laatste afgeleverde vergunning, van 9 mei 2019, werd afgestapt van het hotelinfrastructuurproject.
9. Voor het antwoord op die vraag verwijs ik u naar Leefmilieu Brussel.