Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de kostprijs van bouwgrond in Brussel

Indiener(s)
Geoffroy Coomans de Brachène
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 284)

 
Datum ontvangst: 22/02/2021 Datum publicatie: 23/04/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 25/03/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
01/03/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Voor de aankoop van grond moeten registratierechten worden betaald. Dit percentage bedraagt 10% in Vlaanderen (en niet 6% zoals voor eigen woningen en eengezinswoningen) en 12,5% in het Brussels Gewest en in Wallonië.

Bij de aankoop van een stuk grond in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het vrijstellingsbedrag 87.500 euro, wat neerkomt op een belastingbesparing van 10.937,50 euro. Bovendien geldt deze vrijstelling alleen voor grond met een prijs van minder dan 250.000 euro.

In het licht van bovenstaande informatie zou ik u de volgende vragen willen stellen:

1. Kunt u mij zeggen hoeveel percelen grond er in 2018, 2019 en 2020 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn verkocht?
2. Van deze percelen, kunt u mij vertellen hoeveel bebouwbaar waren?
3. En kunt u mij vertellen hoeveel van deze bouwgronden in 2018, 2019 en 2020 minder dan 250 000 euro waard waren?
4. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het gewest met de duurste gronden van het land, maar het is ook het gewest met de minst interessante belastingvoordelen voor de belastingplichtige, hoe verklaart u dit belastingniveau?
5. Denkt u niet dat, naast de toepassing van stedenbouwkundige lasten, de duur van de administratieve procedures en de aanzienlijk hogere bouwkosten per m2 in Brussel dan in de andere twee gewesten, deze budgettaire belemmeringen een rem vormen op de bouw of renovatie in ons gewest?
 
 
Antwoord    Het aantal gronden gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat werd verkocht in 2018, 2019 en 2020 bedraagt respectievelijk 308, 313 en 299 volgens de gegevens van de FOD Financiën die de dienst van de registratierechten voor onze rekening verzekert.

Wat betreft de vraag naar hoeveel van deze gronden bebouwbaar waren, beschikt de Algemene Administratie van de Patrimoniale Documentatie (AAPD) van de FOD Financiën niet over statistieken daar de notie bouwgrond intrinsiek is verbonden aan de stedenbouwkundige bepalingen die niet behoren tot de federale bevoegdheden.


De AAPD beschikt evenmin over het aantal bouwgronden van minder dan 250.000 EUR dat werd verkocht. Maar zoals vermeld in mijn antwoord op schriftelijke vraag nr. 255, kan worden meegegeven dat er in 2019 en 2020 respectievelijk 14 en 13 abattementen van 87.500 EUR werden toegekend voor de aankoop van een bouwgrond van minder dan 250.000 EUR, wat aangeeft dat het aantal bouwgronden van minder dan 250.000 EUR dat op jaarbasis wordt verkocht eerder beperkt is.


Het algemeen tarief ter zake bedraagt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest 12,5%. Dit tarief dateert van toen deze belasting nog een federale bevoegdheid was. Het gaat inderdaad om een vrij hoog tarief in vergelijking met vele andere Europese landen.

Bij de eerste hervorming van de registratierechten door het gewest in 2002 werd door de toenmalige Brusselse regering bewust geopteerd om het algemeen tarief niet te verlagen, maar te voorzien in een abattement bij de aankoop van een gezinswoning onder welbepaalde voorwaarden; bouwgronden werden toen expliciet uitgesloten van dit abattement.


De ratio legis om het algemeen tarief aan 12,5% te behouden luidde destijds “
dat de praktijk en de economische theorie leren dat een algemene belastingvermindering automatisch leidt tot een algemene prijsstijging op de vastgoedmarkt”, terwijl de uitsluiting van bouwgronden als volgt werd gemotiveerd: “Wie zich in het Brusselse zeldzame en dus dure bouwgrond kan aanschaffen, dient geen gezinsvriendelijke tegemoetkoming te bekomen die tot doel heeft de fiscale instapdrempel voor middeninkomens te verlagen bij de aanschaf van een eigen woning.” (zie de memorie van toelichting van de ordonnantie van 20 december 2002 tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten; Parlementair stuk A-361/1, 2002-2003, blz. 2 en 5).


Het bedrag van het abattement werd een eerste keer verhoogd in 2006 (+15.000 EUR). In 2017, in het kader van de fiscale hervorming, werd het opnieuw substantieel verhoogd en op 175.000 EUR gebracht. Er werd toen ook, op initiatief van het Parlement, voorzien in een abattement van 87.500 EUR voor wie een bouwgrond kocht, op voorwaarde dat de heffingsgrondslag niet hoger is dan 250.000 EUR. De keuze van het maximum van 250.000 EUR was ingegeven door het feit dat, volgens een onderzoek van de Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat, de mediane prijs van een bouwgrond in Brussel in 2016 180.000 EUR bedroeg (zie het Parlementair stuk A-581/1, 2017-2018, blz. 2).


Stedenbouwkundige lasten, de termijn voor de aflevering van de nodige vergunningen en andere bouwvereisten ressorteren niet meteen onder mijn bevoegdheden, maar het gebrek aan beschikbare bouwgronden, eigen aan een sterk verstedelijkt en relatief klein grondgebied als het onze, vormt m.i. ook een belangrijke rem op het optrekken van nieuwe gebouwen in Brussel.