Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de opleiding van de gewestelijke en gemeentelijke ambtenaren die belast zijn met de behandeling van aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen over de nieuwe bepalingen die voortvloeien uit de hervorming van het Burgerlijk Wetboek

Indiener(s)
Tristan Roberti
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 372)

 
Datum ontvangst: 02/03/2021 Datum publicatie: 29/04/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 20/04/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
09/03/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De wet houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek werd uitgevaardigd op 4 februari 2020 en bekendgemaakt op 17 maart 2020. Dit boek 3, dat in werking treedt op 1 september 2021, bevat een hervorming van de bepalingen inzake het “licht” en het “uitzicht”.
Boek drie bevat een nieuwe bepaling, artikel 3.132, die in de plaats komt van de artikelen 675 tot en met 680bis die thans van toepassing zijn op "licht" en " uitzicht”. Artikel 3.132 van het Burgerlijk Wetboek houdt belangrijke wijzigingen in ten opzichte van de thans geldende regeling:
- het feit dat niet langer wordt verwezen naar "licht" en "uitzicht" maar naar "ramen, muuropeningen, balkons, terrassen en soortgelijke structuren";
- de vaststelling van een vereenvoudigde algemene afstandsregel: om een opening te maken, moet een rechte afstand van ten minste negentien decimeter vanaf de perceelgrens in acht worden genomen
- de integratie van een reeks hypothesen waarin een opening kan worden gecreëerd of in stand gehouden in strijd met de regel van de afstand van negentien decimeter;
- de afschaffing van het begrip "schuin uitzicht", dat een afstand van ten minste 60 centimeter voorschreef.
Deze verschillende wijzigingen zullen een duidelijke invloed hebben op het onderzoek van de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen en het is van belang ervoor te zorgen dat deze nieuwe regels goed bekend en geassimileerd zijn bij de ambtenaren die belast zijn met het onderzoek van de aanvragen, zodat zij hun gesprekspartners correct kunnen informeren, kunnen nagaan of de nieuwe regels worden nageleefd in de ontwerpen van vergunningen die bij hen worden ingediend en over goede juridische referenties beschikken voor de motivering van de vergunningen. De opleiding van de medewerkers is ook een garantie voor een uniforme toepassing van de nieuwe regels, omdat daardoor eventuele interpretatieverschillen kunnen worden vermeden
Graag een antwoord op volgende vragen:
Werden de nieuwe bepalingen van het Burgerlijk Wetboek door de diensten van Urban aan een juridisch onderzoek onderworpen om na te gaan met welke elementen van de hervorming rekening moet worden gehouden in het kader van het onderzoek van de aanvragen om stedenbouwkundige vergunningen?
Werd een opleiding georganiseerd voor het personeel van de gewesten en gemeenten dat belast is met het onderzoek van de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen over de gevolgen van de nieuwe bepalingen, eventueel met de steun van andere actoren zoals BRULOCALIS of de Orde van Architecten?
 
 
Antwoord    De juridische dienst van Urban heeft, op dit ogenblik, nog niet de gelegenheid gehad om de wijzigingen aan het Burgerlijk Wetboek te analyseren.

Het is evident dat dit onderwerp van belang is voor de gemeentelijke en gewestelijke dossierbeheerders en de juridische dienst van Urban in het bijzonder. Urban is bezig met het evalueren en identificeren van de processen waarmee de agenten over dit onderwerp gevormd kunnen worden, vóór de inwerkingtreding ervan op 1 september 2021.