Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de investeringen van gewestelijke instellingen en hun pensioenfondsen in fossiele brandstoffen.

Indiener(s)
Juan Benjumea Moreno
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 520)

 
Datum ontvangst: 12/02/2021 Datum publicatie: 29/04/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 28/04/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
16/03/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Aangespoord door de ontluisterende vaststelling dat momenteel een veelvoud van rechten op extractie verkocht zijn, dan dat onze planeet aankan, hebben al een aantal Europese steden zoals Parijs, Londen en Kopenhagen beslist om uit fossiele brandstoffen te desinvesteren. Ook ons parlement zal zich binnenkort rond de kwestie buigen met een resolutie (ref. A-276/1) die de regering aanspoort om een vast engagement te nemen om alle rechtstreekse en onrechtstreekse participaties, beleggingen en investeringen in de fossiele industrie terug te trekken. Het gaat hierbij om alle gewestelijke instellingen die rechtstreeks afhangen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en alle organisaties waarin het Brussels Hoofdstedelijk Gewest participeert. De verschillende soorten (autonoom / geconsolideerd of niet) bestuursinstellingen doen dit elk op de best aangewezen manier, bijvoorbeeld bij het vastleggen van nieuwe beheerscontracten.

Ik vroeg minister Gatz om een bevestiging dat er vanuit de geconsolideerde gewestelijke begroting op dit moment geen rechtstreekse beleggingen in fossiele brandstoffen zijn.

Mijn vragen aan u:

Is dit ook het geval voor organismes die niet in de geconsolideerde begroting zitten? Het gaat wat uw bevoegdheden betreft o.a. om de SFARs, GMHK, CLT Brussel, Socodix, le petit propriétaire, credit immobilier, hellobru en misschien nog andere instellingen.

En zo ja, is dit het gevolg van een vaste regeringsbeslissing of van een door de gemandateerde orgaan aangenomen besluit? Zo niet, wat is de exposure aan fossiele financiële activa van elke van deze instellingen? Zowel rechtstreeks als via fondsen.

Wat betreft de pensioenfondsen van de voornoemde gewestelijke instellingen (autonoom / geconsolideerd of niet)? Is er een cartografie voorhanden van de aan die betreffende Brusselse instellingen gelinkte pensioenfonds voorhanden? In bevestigend geval, wat is de blootstelling aan fossiele activa (aandelen, obligaties, SICAVs, enz) van die fondsen? Werden er reeds stappen genomen om het divestment-criterium op te nemen in huidige en toekomstige beheerscontracten alsook in beslissingen over financiële keuzes? 
 
 
Antwoord    De sociale kredietinstellingen SFAR en CLTB zijn niet onderworpen aan een beheersovereenkomst.


Er zijn vijf
sociale kredietinstellingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Le Petit Propriétaire de Bruxelles sa, Le Crédit Immobilier Ouvrier sa, Socodix De Haard cvba, Gewestelijke Maatschappij voor Huisvestingskrediet nv en Krediet voor Sociale Woningen nv. Bij navraag bij elk van hen bevestigden zij dat zij niet in fossiele brandstoffen investeren.




Van de vijf sociale kredietinstellingen gaf Le Petit Propriétaire de Bruxelles sa aan dat ze geen pensioenfondsen heeft afgesloten voor haar werknemers. Deze vraag is dus niet van toepassing voor deze sociale kredietinstelling.

De nv Le Crédit Immobilier Ouvrier liet weten dat er inderdaad een groepsverzekering was afgesloten voor de personeelsleden en dat er bij hun weten geen investeringen in fossiele brandstoffen waren. Bovendien staat er op de website van de verzekeraar dat de steenkoolsector automatisch wordt uitgesloten. Voor de andere fossiele energiebronnen konden ze binnen de vereiste termijn echter geen officiële bevestiging van de verzekeraar krijgen.




Hetzelfde geldt voor de nv Krediet voor Sociale Woningen, die eveneens verklaarde dat de maatschappij waarbij zij hun groepsverzekering hadden afgesloten uitdrukkelijk elke investering in steenkoolindustrie uitsluit.


Wat Socodix De Haard cvba en de Gewestelijke Maatschappij voor Huisvestingskrediet betreft, blijkt dat de maatschappij waarbij de groepsverzekeringen zijn gesloten, nog steeds investeringen in fossiele energiebronnen toestaat, met uitsluiting van alles wat verband houdt met steenkoolproductie of de opwekking van energie uit steenkool. Deze maatschappij heeft momenteel echter een beperkt aantal investeringen in oliemaatschappijen en olieservicebedrijven.



De SFAR en CLTB hebben tot slot niet geïnvesteerd in fossiele energiebronnen of in een pensioenfonds.