Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de uitvoer van militaire producten naar Europese en niet-Europese landen.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 382)

 
Datum ontvangst: 04/03/2021 Datum publicatie: 23/04/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 20/04/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
19/03/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op woensdag 24 februari laatstleden maakte het Vlaams Vredesinstituut bekend dat er in 2020 in totaal voor 27,3 miljoen euro (via 32 vergunningen in totaal) aan militaire producten vanuit Vlaanderen werd uitgevoerd naar niet-Europese landen, naast om en bij de 15 miljoen euro uitvoer naar Europese landen. Dat is een significantie daling tegenover 2019, toen er in totaal voor 117,4 miljoen euro aan uitvoer en overbrenging van militaire producten via individuele vergunningen werd vergund.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Kan u duiden hoeveel vergunningen er in 2020 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden toegekend voor de uitvoer van militaire producten naar enerzijds Europese en anderzijds niet-Europese landen? Welke geldelijke waarde vertegenwoordigen deze vergunningen (zowel globaal als afzonderlijk)? Hoe verhouden deze cijfers zich tegenover de cijfers uit de voorgaande jaren?
- Kan u bevestigen dat er ook op Brussels niveau sprake is van een significante daling wat betreft de uitvoer van militaire producten (naar Europese en/of niet-Europese landen)? Zo ja, beschikt u tevens over indicatoren die deze daling kunnen verklaren? Welk effect heeft de coronacrisis in het bijzonder gehad op dit dossier?
- Kan u nader toelichten om welk soort militaire producten het hierbij telkens gaat? Welk soort materiaal gaat naar welke landen? Wordt daarbij overleg gepleegd met de desbetreffende landen om te bekijken waartoe het militair materiaal in kwestie moet dienen?
- Op welke manier volgt u verder op waar de militaire producten in kwestie uiteindelijk terechtkomen? Hoe monitort u deze landen van eindgebruik? Welke houding neemt de Brusselse Regering aan bij de aanvraag van exportlicenties voor landen die momenteel in politiek onrustig vaarwater zitten en waar vermoedens of rapporten van mensenrechtenschendingen gelden, zoals bijvoorbeeld Myanmar, Ethiopië en Saudi-Arabië?
 
 
Antwoord    De laatste hand wordt gelegd aan het jaarverslag 2020 van de cel Vergunningen, dat naar verwachting in april 2021 door de regering zal worden goedgekeurd. De cijfers en de bijbehorende trends zullen in het jaarverslag worden opgenomen. U vindt de antwoorden op uw vragen in het verslag, dat in de komende weken aan het Parlement zal worden voorgelegd.
In het algemeen is het moeilijk om tendensen vast te stellen in de Brusselse gewestelijke cijfers. Daar zijn verschillende redenen voor:
1. Het beperkte aantal bedrijven in de sector defensiegerelateerde producten en goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik. Met andere woorden, de komst van nieuwe spelers heeft slechts een beperkte invloed op de cijfers.
2. Het aantal vergunningen is jaar na jaar relatief stabiel en beperkt in vergelijking met de Vlaamse en Waalse tegenhangers. Daarom is het bijna irrelevant om meer specifieke tendensen te identificeren.
3. We kunnen stellen dat de coronacrisis geen echt grote gevolgen heeft gehad op het aantal vergunningen, maar zoals in het eerste deel van het antwoord is uiteengezet, zal het jaarverslag deze realiteit nader uitwerken.
De jaarverslagen van de Cel Vergunningen bevatten elk jaar een overzichtstabel van de landen van bestemming van militaire goederen. Bovendien vermeldt elk jaarverslag de categorieën goederen en de waarde van de vergunningen in verband met elke in- en uitvoer.

In het algemeen kunnen twee tendensen worden waargenomen:
1. In de categorie ML1 (wapens met een kaliber van minder dan 20 millimeter): exportaanvragen betreffen hoofdzakelijk de Noord-Afrikaanse landen en meer in het bijzonder Algerije en Marokko (ten behoeve van de strijdkrachten van de Staat). Maar, zoals reeds gezegd, vertekent concentratie op deze uitvoer de analyse omdat de bedragen en het aantal vergunningen klein zijn.
2. In de categorie ML10 (samengevat: vliegtuigen, aanverwante uitrustingen en onderdelen): de sector van de militaire luchtvaart is aanwezig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: de exportaanvragen betreffen hoofdzakelijk Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en enkele niet-Europese bestemmingen, zoals Zuid-Korea.
Onze belangrijkste bron van verificatie is het douanebewijs van aankomst. Deze worden met de vergunningen naar ons teruggestuurd zodra ze gebruikt zijn of de geldigheidsduur verstreken is. Mijn administratie beschikt niet over de capaciteit om het daadwerkelijke gebruik van de goederen ter plaatse te gaan controleren, maar indien nodig zal zij het niet nalaten om via de geëigende kanalen de landen van bestemming van de goederen te ondervragen.
Wat de drie door u genoemde landen betreft: sinds de regionalisering van de bevoegdheid hebben wij nooit uitvoervergunningen verleend aan Ethiopië en Myanmar. Wat Saudi-Arabië betreft, dateren de laatste twee exporten van 2007 en 2008 en hebben zij betrekking op individuele wapens bestemd voor particulieren (het gaat dus om enkelvoudige hoeveelheden). Mochten wij aanvragen ontvangen voor uitvoervergunningen naar deze bestemmingen, dan zullen wij de bestaande wetgeving naleven. Deze wetgeving voorziet in:
- De analyse van de 8 criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, voorafgaand aan elk verzoek om uitvoer naar niet-Europese staten.
- De naleving van de sanctieregelingen, die te vinden zijn op de website
www.sanctionsmap.eu