Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het aantal Brusselaars dat het ouderlijk huis verlaat om alleen te gaan wonen.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 314)

 
Datum ontvangst: 15/03/2021 Datum publicatie: 06/05/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 05/05/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
02/04/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Uit schattingen van Statistiek Vlaanderen bleek recent dat in 2019 bijna 34.000 18- tot 39-jarigen in Vlaanderen het ouderlijke huis verlieten. Zo’n 54% daarvan ging samenwonen met zijn of haar partner, 31% ging effectief alleen wonen en 13% trok in bij anderen. Vrouwen waren bij het verlaten van het ouderlijk huis gemiddeld 24,7 jaar, mannen 25,8 jaar.

Daarnaast keerden er in dat jaar ook zo’n 13.500 18- tot 39-jarigen naar het ouderlijk huis terug. Dat was daarbij vaker het geval voor mannen dan voor vrouwen.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Beschikt BISA over onderzoeken of cijfers die kunnen duiden hoeveel Brusselaars er in 2020 (of in 2019, indien deze cijfers nog niet definitief of niet voldoende gekend zijn) het ouderlijk huis verlaten hebben? Kan u dit opsplitsen naargelang het geslacht, de leeftijdscohorte en de ‘ouderlijke gemeente’ van de thuisverlater in kwestie? Beschikt u ook over gegevens of de thuisverlater in kwestie alleen ging wonen, ging samenwonen met een partner of introk bij anderen? Kan u tevens duiden of de thuisverlater in het Brussels Gewest bleef of zich in Vlaanderen of Wallonië ging vestigen? Welke evolutie kan u vaststellen in deze cijfers?
- Beschikt u over cijfers die kunnen duiden hoeveel Brusselaars er in 2020 (of in 2019, indien deze cijfers nog niet definitief of niet voldoende gekend zijn) naar het ouderlijk huis terugkeerden? Kan u dit opsplitsen naargelang het geslacht, de leeftijdscohorte en de ‘ouderlijke gemeente’ van de thuiskomer in kwestie? Kan u tevens duiden of de thuiskomer voordien in het Brussels, Vlaams of Waals gewest woonde? Welke evolutie kan u duiden in deze cijfers?
- Kan u meegeven hoe bovenstaande stromen zich verhouden tegenover de cijfers uit de andere gewesten of andere Belgische grootsteden? Is er sprake van een significant verschil hieromtrent wat betreft het aantal Brusselse thuisverlaters en thuiskomers, of de leeftijd waarop zij deze stap zetten?
- Werd er reeds onderzoek gevoerd of heeft de Regering beslist een onderzoek in te stellen naar de beweegredenen van Brusselaars om het ouderlijk huis al dan niet te verlaten, of om net opnieuw in het ouderlijk huis te trekken? Zo ja, kan u dit nader toelichten? Welke achterliggende redenen bleken aan de grondslag van deze beslissingen te liggen?
- Welke gevolgen heeft deze houding van jongeren voor de sociologische, demografische, financiële en economische ontwikkeling van ons Gewest?
- Is in het bijzonder reeds gebleken dat de spanning en de verhitting op de Brusselse huisvestingsmarkt (zowel qua beschikbaarheid als qua betaalbaarheid) heeft geleid tot een hoger aantal jongeren die ofwel thuis blijven wonen, ofwel terugkeren naar het ouderlijk huis? Zo ja, kan u dit nader toelichten?
- Kan u een overzicht geven van de beleidsinitiatieven (in het bijzonder vanaf deze legislatuur) die ondernomen worden om deze personen te ondersteunen in hun ambitie om op eigen benen te gaan staan? Welk budget wordt hiervoor vrijgemaakt voor elke maatregel? Hoe wordt er gewaakt over de transversaliteit hiervan binnen de Regering? Is er hieromtrent een comité opgericht om deze problematiek te monitoren?
- Heeft de Regering beslist om op basis van deze cijfers een specifieke ministerraad te beleggen om jongeren/starters met een eerste job kansen te geven om zich duurzaam te vestigen in de hoofdstad?
 
 
Antwoord    Ik heb de eer u de volgende elementen van antwoord mee te delen die mijn bevoegdheden aanbelangen. Voor het antwoord op de andere vragen moet ik u verwijzen naar mijn collega Brussels Staatssecretaris Nawale Ben Hamou die bevoegd is voor Huisvesting.

In de geest van de Zesde Staatshervorming bundelen de statistische autoriteiten hun krachten in het geval gemeenschappelijke belangen worden geïdentificeerd. Zo is het BISA momenteel een twintigtal samenwerkingsverbanden of Service Level Agreements (SLA) aangegaan met zijn gewestelijke of federale partners.

Voor andere thema’s, zoals deze die u citeert, werken de gewestelijke instanties volgens hun eigen prioriteiten. Bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de belangstelling voor een dergelijk onderzoek niet naar voren gekomen in de raadplegingen en analyses (bijvoorbeeld van de gewestelijke beleidsverklaring) die het BISA heeft uitgevoerd om zijn werkprogramma op te stellen.

In de loop van dit jaar werd aan het BISA gevraagd om voorrang te geven aan de behandeling van sociaaleconomische kwesties in verband met de gezondheidscrisis. Zo is het BISA net begonnen met een onderzoek naar de impact van de toekomstige telewerkstandaard die doorslaggevend zal zijn in de post-Covid-situatie. Dit onderzoek is net begonnen en zou voor het einde van het jaar resultaten moeten opleveren.

Deze problematiek is natuurlijk bijzonder belangrijk voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gezien het Gewest dagelijks een groot aantal pendelaars aantrekt, proportioneel meer dan de andere twee gewesten. Dit eenvoudige voorbeeld toont aan dat de analyseprioriteiten van verschillende gewestelijke statistische instituten legitiem kunnen variëren, ongeacht het intrinsieke belang van de door elkaar uitgevoerde onderzoeken.