Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het artikel 29 van de Huisvestingscode tot regeling van de wachtlijst voor de toewijzing van de OVM's

Indiener(s)
Bertin Mampaka Mankamba
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 555)

 
Datum ontvangst: 01/04/2021 Datum publicatie: 12/05/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 10/05/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
21/04/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Ongeveer tien jaar geleden is ons Gewest gespaard gebleven van het beruchte Carolo-schandaal, waarbij veel onregelmatigheden door de pers aan het licht werden gebracht. Voor velen van ons was dat te danken aan de bijwerking van de Huisvestingscode in 2004, waardoor de voorwaarden voor toegang tot openbare huisvesting in het Brussels Gewest opnieuw werden geregeld.

Zoals u weet, voorziet dit systeem in artikel 29 in de wijze waarop de punten worden bepaald. Het uiteindelijke aantal punten bepaalt de voorrang van de kandidaten bij de toegang tot huisvesting. Diezelfde bepaling voorziet ook, zonder in details te treden, afhankelijk van een hele reeks akkoorden met andere instellingen, in afwijkingen tot 40% die kunnen worden toegestaan bij de toewijzing van een woning naargelang de prioriteiten van ernst van de situatie, uiteraard onder controle van de sociaal afgevaardigde. De prioriteitsvolgorde voor de toewijzing zou opnieuw kunnen worden bekeken.

Bij de regeringsverklaring aan het begin van de zittingsperiode kondigde u aan dat u van plan was een hele reeks mechanismen in verband met de toewijzing van sociale woningen te wijzigen. Op bladzijde 15 van de algemene beleidsverklaring kondigt u namelijk het volgende feit aan: "De criteria voor de toewijzing van de woningen zullen eveneens herzien worden om dezelfde gemiddelde termijn voor de toekenning van een woning te waarborgen, ongeacht de structuur van de betrokken gezinnen.”

Bijgevolg wil ik u het volgende vragen:

• Kunt u ons een stand van zaken geven van de situatie tot nu toe, want wij hebben vernomen dat mensen met 27 of zelfs 30 voorrangspunten onder de huidige voorwaarden van de bepaling nog steeds op een woning wachten?

• Kunt u ons zeggen of dit systeem nog steeds gehandhaafd moet worden of dat het grondig herzien moet worden om een vorm van flexibiliteit te creëren bij de toewijzing van deze woningen en misschien zelfs te kijken of het percentage afwijkingen dat de wet momenteel toestaat bij de toewijzing van woningen, niet moet worden herzien?

Ik weet dat ik u al eerder gevraagd heb naar het aantal afwijkingen per OVM, maar sommige OVM's maken gebruik van deze bepalingen en andere niet, wat, toegegeven, toch verwarrend is omdat deze situaties hetzelfde zijn. Waarom maakt OVM A gebruik van deze artikelen om afwijkingen toe te kennen en OVM B niet?
 
 
Antwoord    Momenteel zijn er 711 gezinnen die beschikken over minimaal 27 voorkeurrechten en die nog steeds geen sociale woning toegewezen hebben gekregen.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen deze gezinnen, in functie van hun behoeften op het vlak van aantal kamers.

Er zijn namelijk 10 kandidaten die nog steeds wachten op een woning met 1 slaapkamer. Dit zijn specifieke dossiers van personen die een zeer beperkte locatiekeuze hebben gemaakt of die om gezondheidsredenen bijzondere behoeften kenbaar hebben gemaakt. Het gaat hier ook om mensen die tijdelijk niet kunnen verhuizen.



Er zijn 6 kandidaten die wachten op een woning met 2 slaapkamers. Sommige dossiers zitten momenteel in de toewijzingsfase. Het gaat ook om gezinnen die een zeer beperkte keuze hebben gemaakt wat betreft locatie en/of die andere zeer specifieke wensen hebben geformuleerd met betrekking tot hun specifieke situatie, waarmee de BGHM rekening heeft gehouden.

Het zal u niet verbazen dat de toewijzing van grote woningen, d.w.z. woningen met 3 of meer slaapkamers, de kern van het probleem vormt. Dat is overigens de reden waarom ik hier in het Noodplan de nadruk op leg.


Ik zal mijn antwoord staven aan de hand van cijfers, maar ik hoop dat de twee maatregelen van het NPH die wij uitvoerig hebben besproken, met name naar aanleiding van de vraag om uitleg van mevrouw Maison tijdens de commissie huisvesting van 18/03/2021 waarbij u zich had aangesloten, u reeds enkele elementen van antwoorden hebben verschaft.

Laten we beginnen met de cijfers:

54 gezinnen wachten op een woning met 3 slaapkamers, 327 gezinnen op een woning met 4 slaapkamers, 219 gezinnen op een woning met 5 slaapkamers, 78 gezinnen op een woning met 6 slaapkamers en 17 gezinnen op een woning met 7 of meer slaapkamers.
Zoals ik u reeds vertelde en zoals ik u nu opnieuw vertel, heb ik deze bedenkingen juist in het Noodplan opgenomen omdat ik me dezelfde vragen als u stelde.
Ik wilde ook dat de sector hier mee over zou nadenken, en daarom is er een werkgroep opgericht die, ter herinnering, voor het eerst bijeen is gekomen op 17 maart jongstleden en waarvan de volgende vergadering gisteren, op 31 maart, heeft plaatsgevonden.


Deze werkgroep moet tegen eind 2021 zijn conclusies meedelen en het is van essentieel belang dat de werkgroep de tijd krijgt om aan deze kwesties te werken. Ik herinner u er ook aan dat de klemtoon is gelegd op de behoefte aan grote woningen in bestaande en toekomstige bouwprojecten, en dit om de toewijzing van woningen aan deze gezinnen mogelijk te maken. Bovendien weet u dat de huurprijs voor grote woningen op de privémarkt niet veel gezinnen toelaat daar te wonen.


Ik vertrouw in hoge mate op deze werkgroep die tot doel heeft een snellere toewijzing mogelijk te maken en de wachttijd voor deze gezinnen dus te verkorten.

Ter herinnering: de werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de OVM's, de BGHM, de OVM-federaties en mijn kabinet. Het zijn deskundigen uit de sector en ik heb hen gevraagd aanpassingen voor te stellen, zonder te raken aan de levenskwaliteit van de huurders, zoals ik in het Noodplan heb verduidelijkt.

Met betrekking tot uw vraag over de afwijkingen: zoals u weet, laten de artikelen 33 en volgende van het besluit houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de BGHM of door de OVM’s, toe om af te wijken van de wachtlijst, volgens strikte criteria en voor uiterst kwetsbare groepen.

Artikel 38 bepaalt dat het op grond van deze afwijkingen toegewezen cumulatieve aandeel van de woningen in geen geval 40% van het totaal aantal toewijzingen van het voorgaande jaar mag overschrijden voor de categorie sociale woningen. Ik kan u bevestigen dat het mijn intentie is om deze afwijkende bepalingen te handhaven, maar ze te beperken tot waar ze nu voor dienen, d.w.z. tot specifieke situaties.


Voor het jaar 2020 kan nu al worden vastgesteld dat geen enkele maatschappij de drempel van 40% voor mogelijke afwijkingen ten opzichte van het aantal door haar toegewezen woningen in 2019 heeft benaderd.

Als we kijken naar alle toewijzingen samen die op grond van deze artikelen zijn doorgevoerd, zien we dat slechts bij twee maatschappijen sprake is van een percentage afwijkingen dat tussen 20 en 30% ligt. Bij acht OVM’s lag het percentage afwijkingen op grond van deze artikelen overigens tussen 10% en 20% en bij 6 OVM’s was er sprake van een percentage afwijkingen dat lager ligt dan 10%. Ik zal het secretariaat van de Commissie een tabel bezorgen met alle informatie over de toewijzingen voor elke OVM.

Tot slot ligt de beslissing om
al dan niet gebruik te maken van deze afwijkingen volledig bij de OVM’s.


Met uitzondering van artikel 36 zijn de artikelen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26/09/1996 tot regeling van de afwijkingen van de lijsten die in aanmerking worden genomen bij de berekening van het percentage, niet verplicht.
Het verschil in mate waarin gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingen is zoals u zegt niet verontrustend, maar is veeleer het gevolg van de verschillende partnerschappen die elk OVM heeft gesloten, alsook van de verschillende situatie, met name op het gebied van patrimonium en de verschillende plaatselijke besturen waarmee wordt samengewerkt.

Tot slot heeft de sector voor 2020 op grond van deze artikelen 301 van de 840 mogelijke toewijzingen gedaan, wat neerkomt op 14,14%.