Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de transparantie van de Brusselse regering en de manier waarop deze verbeterd wordt.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 576)

 
Datum ontvangst: 27/04/2021 Datum publicatie: 21/06/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 15/06/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
11/05/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In de notificaties van de Brusselse Ministerraad valt geregeld op dat men voor redelijk vage of zeer summiere bewoordingen kiest, waardoor heel wat parlementsleden zich genoodzaakt zien om via parlementaire vragen verdere verduidelijking te vragen. Bovendien wekken deze summiere notificaties regelmatig de indruk dat de Regering niet de nodige ambitie aan de dag legt inzake bestuurlijke transparantie, en dit zowel richting de leden van het Parlement als naar de burger.

Zoals u weet, zijn de samenvattingen van de Ministerraad en het Verenigd College beschikbaar op de website van Editoria, maar naast de summiere inhoud valt op die manier ook niet makkelijk te zoeken naar specifieke beslissingen of vergaderingen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zou wat dat betreft een voorbeeld nemen aan andere overheden, die veel meer info ter beschikking stellen.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:
- Op welke manier onderzoeken de Regering en het Verenigd College de manier waarop de beslissingen van de Ministerraad en het Verenigd College en de totstandkoming ervan nog transparanter en publiek toegankelijker kunnen worden? Welke criteria worden hierbij gehanteerd?
- Bevestigt de Regering dat op termijn ook de nota's, adviezen, begrotingsakkoorden en dergelijke meer online moeten worden geplaatst? Zo ja, tegen wanneer voorziet u dit?
- Overweegt u tevens om de publicatie van de besluiten van de Regering en Verenigd College, naar analogie van de werkwijze die bij het College van de VGC reeds wordt toegepast, in te voeren? Zo ja, tegen wanneer voorziet u dit?
- Kan u duiden hoeveel vragen er sinds het begin van deze legislatuur reeds geregistreerd werden met betrekking tot een gebrek aan openbaarheid van regeringsdocumenten?
- Welke andere stappen onderneemt u om de bestuurlijke transparantie en de openbaarheid van bestuur te kunnen waarborgen en verbeteren? Welke beleid voert u daaromtrent en welke concrete acties voorziet u hiertoe? Welk overleg vindt hieromtrent plaats binnen de Regering?
 
 
Antwoord    De voorzitter van de Commissie voor Toegang tot Bestuursdocumenten heeft in januari van dit jaar een brief aan mijn kabinet gestuurd. Daarin werd opgemerkt dat de website van de regering (be.brussels) gedeeltelijk voldeed aan de vereisten inzake de actieve openbaarheid van bestuur, zoals bepaald in het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 16 mei 2019 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de openbaarheid van bestuur bij de Brusselse instellingen. Zo werd onder meer aangegeven de rubriek “Transparantie” op de website van de regering beter aan te duiden. Sindsdien zijn er in samenwerking met het CIBG, dat instaat voor het beheer van de betreffende website, technische aanpassingen doorgevoerd. Hiervan werd ook melding gedaan aan de voorzitter van de CTB vóór het verstrijken van de antwoordtermijn, die liep tot 28 februari. Uiteraard is de presentatie van de website van de regering nog voor verbetering vatbaar (mijn collega Bernard Clerfayt, die bevoegd is voor digitale aangelegenheden, is er trouwens mee bezig) maar de toegankelijkheid van de informatie over bestuurlijke transparantie is er al aanzienlijk verbeterd en voldoet aan de wettelijke vereisten.

Voorts heeft u op 2 maart jongstleden kunnen luisteren naar de presentatie van het jaarverslag van de CTB door haar voorzitter, een belangrijk nieuw element dat voortvloeit uit het gezamenlijk decreet en ordonnantie dat door dit parlement aangenomen werd. Er dient op gewezen te worden dat de heer Oswald zich aan het eind van dit verslag behoorlijk tevreden toont wat de toepassing en naleving van de huidige teksten inzake de openbaarheid van bestuur betreft. Hij vestigt de aandacht op de noodzaak van het op elkaar afstemmen van de bepalingen van het gezamenlijk decreet en ordonnantie en de AVG die, zoals u weet, een tekst met een hogere juridische waarde is in de hiërarchie van de normen. De definitie van het begrip ‘persoonlijk gegeven’ zoals die in de AVG geformuleerd wordt, is bijzonder ruim en dat is iets waar we rekening mee moeten houden. In dit verband vond de CTB zelf het in bepaalde situaties die aan haar voorgelegd werden moeilijk om de knoop door te hakken, zonder daarbij duidelijk op de steun te kunnen rekenen van de (federale) gegevensbeschermingsautoriteit. Artikel 53 van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de gegevensbeschermingsautoriteit voorziet in de mogelijkheid om werkgroepen op te richten om samenwerking op nationaal niveau mogelijk te maken over thema’s die de bestuurlijke overheden voor gemeenschappelijke problemen stellen. Bij de voorstelling in het Parlement heeft de voorzitter van de CTB de wens uitgedrukt van deze mogelijkheid gebruik te maken om een duidelijk beeld te krijgen ter zake. Met respect voor de autonomie van de CTB zal de regering waarschijnlijk ook geïnteresseerd zijn in de conclusies die eruit voort kunnen vloeien.

U hebt het bij uw vragen ook over het “op eigen initiatief online plaatsen”, d.w.z. in het kader van de actieve openbaarheid van bestuur, van een reeks documenten die met name betrekking hebben op de werkzaamheden van de regering. Gelet op de uitzondering in verband met het vertrouwelijke karakter van de beraadslagingen van de overheid, zoals bepaald in artikel 19, § 2, 6°, van het gezamenlijk decreet en ordonnantie, alsook op de zeer uiteenlopende aard van de regeringsdocumenten, zonder de moeilijkheden te vergeten die de heer Oswald reeds in de praktijk ondervindt en aan de orde heeft gesteld, lijkt het evident dat er met mijn collega's van de regering met name nagedacht moet worden over de eerbiediging van de regels inzake de persoonlijke levenssfeer. In werkelijkheid gaat het erom het juiste evenwicht te vinden tussen het zo goed mogelijk tegemoetkomen aan de verwachtingen van de burgers en bedrijven inzake transparantie en het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de AVG.

Wat de door u aangehaalde aanpak betreft waar bijvoorbeeld het College van de VGC gebruik van maakt, gaat het om een praktijk die het debat dat in de regering gevoerd moet worden verder zal kunnen voeden, zonder uit het oog te verliezen dat de gewestregering en het verenigd college een veel groter aantal beslissingen moeten nemen over materies die een stuk uiteenlopender zijn.

Wat ten slotte uw vraag betreft over het aantal klachten over een gebrek aan transparantie in overheidsdocumenten, zal, indien u doelt op het aantal klachten dat bij de CTB ingediend werd, mijn collega Bernard Clerfayt die bevoegd is voor de CTB u een nauwkeurig antwoord kunnen verschaffen, aangezien mijn kabinet niet over deze cijfers beschikt.

Om af te ronden, kan worden gesteld dat de regering zich inzet voor transparantie. Zo zijn er al verbeteringen doorgevoerd en zullen er in de toekomst nog volgen. We zullen aandacht hebben voor de overwegingen en de nodige aanpassingen die kunnen voortvloeien uit de werkzaamheden van de werkgroepen die op verzoek van de voorzitter van de CTB bij de gegevensbeschermingsautoriteit zijn ingesteld.