Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de ontwikkeling van windenergie in het kader van de gewestelijke plannen

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 583)

 
Datum ontvangst: 23/04/2021 Datum publicatie: 24/06/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 09/06/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
12/05/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Er wordt nu reeds meer dan 10 jaar gesproken over de ontwikkeling van windenergie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar afgezien van een of twee privé-initiatieven zoals die van Sibelga is er nog maar bitter weinig gebeurd.

Reeds in 2008 werd in Vlaanderen en Wallonië volop gewerkt aan de ontwikkeling van een kader dat bedrijven in staat zou stellen te investeren in windenergie. Offshore windenergie is nog steeds in volle gang. In Brussel werd de nadruk gelegd op zonne-energie en de installatie van fotovoltaïsche panelen. Windturbines in steden vormen nochtans een aanvullende oplossing voor zonne-energie.

Sta mij toe u de volgende vragen te stellen:

- Wordt in het kader van de RPA's, de SVC's en de andere gewestelijke plannen de mogelijkheid bestudeerd om windturbines te installeren in het Brussels Gewest? Net als op de terreinen van de MIVB?
 
 
Antwoord    U stelt mij een interessante vraag, die zuiver operationeel beschouwd echter buiten mijn bevoegdheden valt.

Vanuit mijn bevoegdheid voor ruimtelijke ordening en stadsvernieuwing kan ik u het volgende antwoorden.


Volgens de gangbare rechtspraktijk in het Waals Gewest worden windmolens doorgaans ingedeeld in de bestemmingscategorie “voorzieningen van collectief belang”, op voorwaarde dat de opgewekte elektriciteit in het net wordt gebracht en op die manier ten goede komt aan de gemeenschap.

Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is waarschijnlijk eenzelfde redenering verdedigbaar. Windmolens zouden dus overal op het gewestelijke grondgebied geplaatst kunnen worden, aangezien in alle gebieden van het GBP voorzieningen zijn toegelaten. Wanneer we er de verklaring van de voornaamste in het gewestelijk bestemmingsplan (hierna het GBP) gebruikte termen bijnemen, zouden we de bouw van windmolens echter ook kunnen beschouwen als een “nijverheidsactiviteit”. De definitie van dat soort activiteiten luidt als volgt:

Machinale productieactiviteiten voor de vervaardiging of de bewerking van roerende goederen of voor de exploitatie van energiebronnen.

Vermits “nijverheidsactiviteiten” volgens de verklarende woordenlijst van het GBP deel uitmaken van “productieactiviteiten”, zou het dus theoretisch mogelijk zijn om windmolens (mits het principe van de goede plaatselijke aanleg in acht wordt genomen) toe te laten in alle gebieden van het GBP waar productieactiviteiten gevestigd mogen worden.
De vergunnende overheid zou echter ook buiten die gebieden kleinere installaties voor windenergie op gebouwen of gronden kunnen toelaten en die dan beschouwen als behorend bij de hoofdbestemming.



Richtplannen van aanleg (RPA’s) zijn ruimtelijke ordeningsplannen die enkel tot doel hebben om de krachtlijnen voor de inrichting van een bepaalde perimeter vast te leggen door onder meer specifieke bestemmingen of stedenbouwkundige regels te bepalen. Een RPA is een planningsinstrument en is dus niet bedoeld om zich buiten het bestemmingskader over dit soort installaties uit te spreken.
Stadsvernieuwingscontracten (SVC’s) zijn dan weer instrumenten voor stedelijke herwaardering die de uitvoering van een bepaald aantal stadsprojecten op basis van een ordonnantie- en verordeningskader mogelijk maken. Voorlopig is er nog geen enkel windmolenproject opgestart op basis van een stadsvernieuwingscontract, omdat de financiering van de bouw van windmolens geen deel uitmaakt van de operationele doelstellingen van dat instrument en er ook geen reglementaire grondslag voor is.

Tot slot dient erop gewezen dat het door de grote bebouwingsdichtheid in het Brussels gewest bijzonder moeilijk is om grote windmolens te plaatsen, vooral omwille van de geluidsoverlast. Ik wil er in dat verband op wijzen dat het regionaal bureau van de WHO voor Europa de Europese landen met betrekking tot de gemiddelde blootstelling aan lawaai aanbeveelt om het door windmolens voortgebrachte geluidsniveau onder bepaalde voorwaarden te beperken tot minder dan 45 dB Lden, omdat geluidsniveaus boven die waarde geassocieerd worden met nadelige gevolgen voor de gezondheid. De voorkeur zou dus moeten uitgaan naar de plaatsing van kleinere machines.

Meer informatie kunt u opvragen bij mijn collega, minister Alain Maron, die bevoegd is voor energie, de staatssecretaris voor stedenbouw en mijn collega, minister Elke Van den Brandt, die bevoegd is voor mobiliteit, openbare werken en het toezicht op de MIVB.