Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het gewapend bestuur.

Indiener(s)
Mathias Vanden Borre
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 589)

 
Datum ontvangst: 04/03/2021 Datum publicatie: 21/06/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 17/06/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
19/05/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Bestuurlijke handhaving of gewapend bestuur betekent dat bestuurlijke overheden meer armslag krijgen om criminaliteit te bestrijden. Dit kadert in een integrale aanpak van het veiligheidsprobleem. Georganiseerde criminaliteit is vaak verankerd op lokaal niveau : drugsproductie en –drugshandel, mensenhandel, witwassen van criminele gelden in vastgoed- en horeca-activiteiten. Criminelen maken steeds meer gebruik van handelszaken en investeringen om hun geld wit te wassen of hun criminele praktijken uit te breiden. Het is aan de bestuurlijke overheden om te vermijden dat criminele organisaties voet aan wal krijgen, bijvoorbeeld via een integriteitsonderzoek.

Er moet dan ook veel meer worden ingezet op bestuurlijke handhaving. In Nederland is dit al jaren het geval. Zo kent Nederland al vijftien jaar het gewapend bestuur. De Wet-Bibob biedt aan bestuurlijke overheden de mogelijkheid om bepaalde vergunningen, subsidies of overheidsopdrachten te weigeren of in te trekken indien er ernstig gevaar bestaat dat hiermee criminele activiteiten worden ontplooid of voortgezet.

Dankzij de voormalige federale minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon is nu ook België deze weg ingeslagen, maar er is nog veel werk aan de winkel op het federale niveau. Ondertussen krijgen de plannen van de Vlaamse regering om misdaadgeld uit het reguliere circuit te halen steeds meer vorm.

Zo is het volgens Vlaams minister voor Handhaving en Justitie Zuhal Demir belangrijk om gedetailleerde informatie over (rechts)personen te bundelen in een kruispuntbank. De minister zou daarvoor zo veel mogelijk instanties willen inschakelen: eigen Vlaamse diensten, maar ook federale en internationale samenwerking is het devies. Bijvoorbeeld Staatsveiligheid of fiscale fraudebestrijding, die federaal zijn geregeld. Hun informatie is noodzakelijk om een totaalbeeld te vormen van de mogelijk illegale activiteiten tijdens het integriteitsonderzoek.

Tevens wordt er gedacht aan de rol die nutsbedrijven bij dit alles kunnen spelen. Informatie van elektriciteitsproducenten en netwerkbeheerders zou een grote meerwaarde kunnen betekenen. Een sterk verhoogd waterverbruik kan zo duiden op de inrichting van een chemisch drugslaboratorium terwijl de aanwezigheid van een cannabisplantage kan ontdekt worden door een piek in de elektriciteitsafname.

Daarnaast heeft Antwerpen en Limburg reeds een Arrondissementeel Informatie- en Expertise Centrum (ARIEC). Die werden opgericht met als doel haar lokale besturen en politiezones te adviseren en ondersteunen in hun bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Het ARIEC positioneert zich met een sterke structuur in het werkveld en streeft naar een structurele, geïntegreerde en integrale samenwerking met haar partners.

Sinds de 6
e Staatshervorming heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest o.m. een coördinerende taak op vlak van preventie en veiligheid. Die bevoegdheden worden concreet uitgevoerd door Brussel Preventie & Veiligheid, die moet instaan voor de organisatie van een gecentraliseerd en transversaal veiligheidsbeheer in Brussel en de uitbouw van een gewestelijk veiligheidsbeleid.

Daarnaast lezen we in het nieuwe Globaal Veiligheids- en Preventieplan 2021-2024 (GVPP) het volgende over gewapend bestuur: “
Op gewestelijk niveau zal een specifiek systeem voor de bestrijding en de preventie van de georganiseerde misdaad worden ontwikkeld, in volledig overleg met de gerechtelijke en administratieve autoriteiten, en met inachtneming van de wettelijke bevoegdheden van elke actor en de reeds bestaande structuren. Dit project is in het algemeen bedoeld om steun te verlenen aan de lokale besturen en de politiezones bij het invoeren van de administratieve aanpak van de georganiseerde misdaad, de openbare overlast en de verstoringen van de openbare orde, door coördinatie te bieden, maar ook advies, monitoring, expertise en tools”.

In dat verband heb ik de volgende vragen:

- Wat is de visie van de Brusselse Regering op vlak van bestuurlijke handhaving of gewapend bestuur?
- In welke mate coördineert en ondersteunt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/Brussel Preventie & Veiligheid de (lokale) bestuurlijke overheden op vlak van bestuurlijke handhaving?
- Wat is de stand van zaken m.b.t. de ontwikkeling van een “specifiek systeem voor de bestrijding en de preventie van georganiseerde misdaad”, zoals vermeld in het GVPP 2021-2024?
- Het BHG heeft heel wat inspectiediensten en nutsbedrijven onder zich die kunnen bijdragen tot de strijd tegen georganiseerde misdaad. In welke mate is er reeds samenwerking tussen de inspectiediensten en in welke mate coördineert de Brusselse Regering die inspectiediensten en nutsbedrijven i.k.v. de strijd tegen georganiseerde misdaad?
- De federale minister voor Binnenlandse Zaken wil overal een ARIEC oprichten. Heeft de Brusselse Regering reeds contact gehad met de federale regering m.b.t. de oprichting van een Brusselse ARIEC?
 
 
Antwoord    De bestuurlijke aanpak van criminaliteit door lokale besturen is een essentieel onderdeel van een geïntegreerd en integraal veiligheidsbeleid. Ondanks het vaak grensoverschrijdende karakter van grootstedelijke criminaliteitsfenomenen hebben de lokale besturen onbetwistbaar een actieve rol te spelen in het voorkomen en het bestrijden van criminaliteit.

Het instrument hiertoe is dat van de bestuurlijke handhaving als complement van de klassieke strafrechtelijke aanpak en/of sociopreventieve acties. Het is een manier van besturen die toelaat lokaal verankerde problemen administratief aan te pakken en dit steeds onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester en het gemeentebestuur.

Volgens de visie die men hanteert in het Globaal Veiligheids- en Preventieplan 2021-24 dat op 14 januari 2021 door de Brusselse Regering is goedgekeurd beoogt de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad 2021-24 : « 
illegale activiteiten te voorkomen of te verstoren door de criminelen te beletten gebruik te maken van een legale administratieve infrastructuur en door hiervoor gecoördineerde interventies op te zetten. Die aanpak heeft betrekking op alle acties die de administratieve autoriteiten, vooral dan de lokale, in de mogelijkheid kunnen stellen om deze georganiseerde misdaad en de ermee verbonden ondersteunende activiteiten te ontwrichten en te beteugelen, wat meteen ook een positief effect zal hebben op de verstoringen van de openbare orde. » Deze ambitie van het Brussels Gewest is niet verschillend van de aanpak elders in het land.

In Vlaanderen en Wallonië zijn drie initiatieven uitgewerkt op provinciale schaal. Ongeacht of de projecten gesitueerd zijn in Antwerpen, Limburg of Namen, ze delen steevast dezelfde doelstellingen maar maken gebruik van verschillende structuren om aan de lokale bezorgdheden tegemoet te komen.
Waar het initiatief in Namen geleid wordt door de Provinciegouverneur wordt ze in Antwerpen gestuurd door het Parket, terwijl het in Limburg de Directeur-Coördinator van de Federale Politie is die instaat voor de coördinatie. De initiatieven dragen trouwens ook niet dezelfde naam. Soms heet het Arrondissementeel Informatie- en Expertise Centrum (ARIEC) maar soms ook PAALCO, wat staat voor « Pour une Approche Administrative de Lutte contre la Criminalité Organisée».

Wel moeten deze constructies allemaal voldoen aan een aantal criteria om te kunnen aansluiten bij het concept dat de FOD Binnenlandse Zaken ondersteunt en dat door de Europese Unie gefinancierd wordt. Er moet een cel van minstens drie equivalent voltijdse medewerkers van niveau A worden opgericht en er zijn specifieke tools vereist voor de implementatie van het concept, waarvoor - u raadt het - een niet te verwaarlozen financiële inspanning vereist is. Ten slotte, en onverminderd de wetgeving inzake de naleving van het beroepsgeheim, vereisen deze constructies eveneens een kader waarbinnen de gegevens gedeeld kunnen worden die vereist zijn voor de verwezenlijking van hun opdrachten.

In het Brussels Gewest ging Brussel Preventie & Veiligheid van start met een reeks raadplegingen met mogelijk partners. Tijdens die ontmoetingen is evenwel voorbehoud geplaatst bij de toegang tot gegevens waarover BPV noodzakelijkerwijs moet beschikken. De invoering van dit dispositief berust immers op een gezamenlijke inspanning van de federale politie (administratieve en gerechtelijke politie) van het arrondissement Brussel en van het Parket, met coördinatie van BPV.

De prioriteiten waarmee de structuur rekening dient te houden, moeten bepaald worden in overleg met begunstigden zoals de gemeenten, de politiezones en andere gewestelijke instellingen wiens medewerking essentieel is om te kunnen functioneren.

Dit stond niet in de weg dat ook instrumenten zijn uitgewerkt zoals de gids bestemd voor de Brusselse gemeenten voor de bestuurlijke aanpak van radicalisering en de verspreiding van statistieken over dit fenomeen in Brussel.


Tot slot is het essentieel dat BPV ten volle zijn rol in de coördinatie van deze ondersteuning kan opnemen zodat deze ontwikkeling verder de gewenste meerwaarde kan bieden.

De instelling kan deze rol echter enkel ten gronde vervullen als zij kan beschikken over de noodzakelijke informatie. Dit verzoek werd gericht aan de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken. Wij wachten op een reactie.