Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de Gevolgen voor de MIVB van de uitfasering van dieselvoertuigen.

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 930)

 
Datum ontvangst: 27/05/2021 Datum publicatie: 19/07/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 14/07/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
04/06/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Zoals u wellicht weet, stel ik uw collega Maron zeer vaak vragen over de doelstelling en de gevolgen van de geleidelijke uitfasering van thermische voertuigen (diesel in 2030, daarna benzine en lpg in 2035) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Brusselse regering heeft die beslissing genomen om de doelstellingen inzake luchtkwaliteit, gezondheid en reductie van de uitstoot van broeikasgassen te halen in de strijd tegen de klimaatopwarming.
De uitfasering van thermische voertuigen, de LEZ, het BWLKE enz. hebben en zullen gevolgen hebben voor de MIVB en meer bepaald voor haar busvloot. De impact moet worden ingeschat, gemeten, gebudgetteerd enz. De transitie na de ban op de dieselmotor moet in goede banen worden geleid om geleidelijk te evolueren naar een aangepaste busvloot van de MIVB in 2030. Er moet worden beslist of de bussen zullen worden aangedreven door elektriciteit, gas, waterstof of een andere alternatieve brandstof. Het gebruik van alternatieve brandstoffen voor bussen moet worden bevorderd om onze stad schoner en stiller te maken, zonder dat daarvoor nieuwe infrastructuren moeten worden aangelegd of moet worden gewacht op oplossingen die nog niet bestaan. De diversificatie van die brandstoffen moet worden bevorderd door te zorgen voor een voldoende aanbod aan oplaadpunten.
Het Brusselse Gewest ligt te midden van zwaar verontreinigde gebieden en de grensoverschrijdende verontreiniging speelt een overheersende rol in de gemeten concentraties. Bijgevolg kan een daadwerkelijke verbetering van de luchtkwaliteit enkel worden bereikt met drastische en gecoördineerde supragewestelijke maatregelen om de respectieve bijdragen van de verschillende bronnen te verminderen.
In dat kader moet worden gekeken naar de sociaaleconomische gevolgen, maar ook naar de impact op de mobiliteit voor de MIVB.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:
- Wat is de stand van zaken met betrekking tot de ecologische, economische, budgettaire en mobiliteitsstudies over de gevolgen van een geleidelijke uitfasering van dieselvoertuigen voor de MIVB?
o Is (zijn) een studiebureau(s) daarmee belast?
o Zo ja, welke?
o Zo neen, waarom niet?
- Welke scenario's liggen op tafel?
o Heeft de MIVB een scenario bepaald?
§ Zo ja, welk?
§ Wanneer zal het worden ingevoerd?
§ Wat is het stappenplan?
§ Zijn daartoe aankondigingen van overheidsopdrachten gepubliceerd?
§ Zijn er aanpassingen van de MIVB-infrastructuren noodzakelijk? Zo ja, welke? Wat zijn de budgettaire gevolgen?
 
 
Antwoord    De MIVB volgt de BWLKE-ordonnantie op die de overgang naar een volledig elektrische vloot voorziet.
Voor de studies: het onderzoek van de MIVB beperkt zich tot de budgettaire en technologische impact en de impact op haar aanbod en dit om aangepaste alternatieven voor te stellen qua voertuigen en infrastructuur.
De MIVB leidt studies voor de energietransitie van de bussen met haar eigen studie- en uitvoeringsmiddelen.
De MIVB baseert zich voor benchmarkanalyses op specifieke consultancy-opdrachten om de aanbestedingen die ze ambitieus maar realistisch lanceert te kunnen specifiëren.
Wat betreft de elektrische bussen en de stockage van energie in batterijen wordt de MIVB begeleid via het “ebusplan”, een gespecialiseerd studiecentrum in elektrische bussen van de universiteit van Aken in Duitsland.
De elektrische aandrijving en de opslag van waterstof, die beschouwd wordt als complementair aan de elektrische aandrijving en stockage in batterijen, wordt bestudeerd met de steun van de VUB.

De MIVB stelde aan de raad van bestuur en het voogdijkabinet meerdere scenario’s voor qua energietransitie, vertrekkende van een progressieve omvorming van haar vloot naar elektrische aandrijving.
Deze voorstellen hebben als doelstelling het beslissingsproces te voeden. De formele beslissing zal worden genomen door de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om enerzijds de uittredingsambities van warmtekrachtaandrijving zo snel mogelijk te combineren met de budgettaire ambities die draagbaar en duurzaam moeten zijn voor het Gewest.
De MIVB neemt de nodige maatregelen die nodig zijn zonder in dit stadium andere kosten aan te gaan dan die voor de lopende studies. Zo wil ze ervoor zorgen dat, zodra de beslissing genomen is door de regering, de volgende Euro5-bussen - die in 2024 gedeclasseerd worden- vervangen kunnen worden door volledig elektrische bussen.
De beslissingen van de regering vertalen de engagementen van het Gewest inzake de naleving van het Belgisch interfederaal energiepact en zullen ertoe leiden dat ten laatste op 1 januari 2025 alle nieuwe bussen van de MIVB op elektrische aandrijving zullen rijden.
Zoals hierboven samengevat is het een opportuniteit om de Euro5-bussen die eind 2024 gedeclasseerd worden te vervangen door elektrische bussen.
Rekening houdende met wat hierboven werd samengevat werden twee aanbestedingen uitgeschreven voor de levering van elektrische bussen: de eerste voor standaardbussen en de tweede voor gelede bussen.
Tegelijkertijd voorzien de contracten voor de uitvoering van de werken in de busdepots van de MIVB al in systemen en uitrustingen voor de elektrische bussen die er zullen worden gestald.
De infrastructuur van de MIVB moet inderdaad aangepast worden aan de overgang naar elektrische bussen.
De investeringen werden specifiek geëvalueerd voor de verschillende migratiescenario’s, in de veronderstelling dat alle bussen geleidelijk zullen overschakelen naar elektrisch rijden met stockage in batterijen.
Rekening houdende met de beoogde geleidelijke migratie en de investeringsbeslissingen die progressief zullen moeten worden genomen, zullen gaandeweg meer bussen worden vervangen en dus ook aanpassingen in de stelplaatsen en aan eindhaltes gebeuren (indien deze moeten voorzien worden van snelle laadpalen).
Afhankelijk van de resultaten van een lopende studie en van feedbackervaringen op het MIVB-net met een prototype vanaf deze zomer over de mogelijkheden van de waterstoftechnologie is de invoering van de opslagtechnologie bovendien ook mogelijk.