Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de steun voor PBM en personen die in de sector thuiszorg en persoonlijke bijstand werken, in het kader van de LEZ

Indiener(s)
Marc Loewenstein
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 842)

 
Datum ontvangst: 07/06/2021 Datum publicatie: 28/09/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 28/07/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/06/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In 2018 is de tenuitvoerlegging van de LEZ van start gegaan in het Brussels Gewest.

Sinds het begin van de LEZ zijn er vragen gerezen over de mogelijke discriminerende effecten van deze maatregel tegen het publiek van mensen met beperkte mobiliteit (PBM). Sindsdien, in maart 2021, is een afwijking van de LEZ ingevoerd voor PBM's met BVT-status.

De LEZ is essentieel voor het bereiken van de milieudoelstellingen van onze regering in termen van CO2-productie en luchtkwaliteit. Er moet echter alles aan worden gedaan om ervoor te zorgen dat deze maatregel niet discriminerend is voor de meest kwetsbare personen.

In dit verband heb ik de volgende vragen;

1. Zijn er, afgezien van de afwijking van de LEZ voor PBM's met BVT-status, andere maatregelen bestudeerd om de mogelijke discriminerende gevolgen voor PBM's te beperken? Zo ja, welke?
2. Zijn er, afgezien van eventuele uitzonderingsmaatregelen, instrumenten of maatregelen bestudeerd om mensen die in de thuiszorg werken of kwetsbare groepen ondersteunen die moeilijkheden ondervinden met de LEZ te ondersteunen?
 
 
Antwoord    1)

Sinds zijn invoering, werden afwijkingen voorzien voor speciaal aangepaste voertuigen voor het vervoer van gehandicapte personen:
- Voor voertuigen die specifiek zijn aangepast voor het vervoer van een gehandicapte, op voorwaarde dat hij over een ‘gehandicaptenparkeerkaart’ beschikt;
- Voor voertuigen uitgerust met een ingebouwd systeem bestemd voor het instappen van rolstoelgebruikers (lift, oprijhelling, ....).

De Brusselse regering heeft vorig jaar een afwijking ingediend voor personen met een ‘gehandicaptenparkeerkaart’ met een BVT-statuut. De geldigheidsduur van de afwijkingen werd van 3 tot 5 jaar verlengd.

Deze veranderingen zijn met name tot stand gekomen naar aanleiding van het advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap (NHRPH) van 20/03/2020 en de brief van UNIA van 25/03/2020.

Zowel de NHRPH als Unia benadrukten dat talrijke personen met een handicap van een voertuig afhankelijk zijn om zich te verplaatsen en in armoede leven. De NHRPH en Unia waren van mening dat de afwijkingen te beperkend waren. Zij vragen het BHG de indiening te overwegen van een afwijking voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart die genieten van een verhoogde tussenkomst in de gezondheidszorgen (BVT-statuut), zoals het nu al het geval is in de LEZ-wetgeving van het Vlaamse Gewest.

De twee instanties bevalen eveneens de automatisering aan van de afwijkingen voor personen met een handicap om de stappen te vereenvoudigen. Unia vroeg om deze reden ook de afwijking niet meer te beperken in de tijd (op dat ogenblik 3 jaar).

De NHRPH wenste een betere coördinatie tussen de gewesten ‘
om de samenhang, de rechtvaardigheid en de eenvoud voor alle gebruikers te verzekeren.’ Unia pleitte ook voor een standaardisering van de afwijkingen op Belgisch of zelfs Europees niveau, om de hinderpalen voor deze doelgroep te verminderen.

De Brusselse regering heeft dus uitvoerig op deze aanvragen geantwoord door de indiening van de afwijking. Wat de automatisering van de toekenning van deze afwijking betreft, lijkt ze momenteel nog erg/te ingewikkeld. De geldigheidsduur van de afwijking werd tot 5 jaar verlengd om aan te sluiten bij de Vlaamse wetgeving en helpt de administratieve stappen dus ook te verminderen.

Voorts heeft Leefmilieu Brussel in 2020 een studie laten uitvoeren door Traject en Maestro Mobile over de begeleidingsmaatregelen van de LEZ. De studie is afgerond en zal in de komende weken op de internetsite van de LEZ gepubliceerd worden. De studie levert een analyse van de noden en het aanbod, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare doelgroepen die door de LEZ beïnvloed worden, met inbegrip van de personen met beperkte mobiliteit (PBM’s).

Op basis van deze analyse, stellen de auteurs van de studie een reeks aanbevelingen voor aan het Gewest, met inbegrip van de aanbevelingen met het oog op de beperking van de eventuele negatieve gevolgen van de LEZ voor de PBM's, meer bepaald: 
- De verbetering en de ontwikkeling van het taxi-aanbod via: de verhoging van het aantal in omloop zijnde PBM-taxi’s, de voorrang aan PBM-taxi’s tijdens rolstoelritten, de opleiding van bestuurders die een PBM-voertuig gebruiken, de sensibilisering via simulatie, de verbetering van de reserveringsdienst, ...
- De herinvoering van het taxicheques-initiatief.  Tot in 2019 werden de taxicheques door het Gewest gefinancierd en door de gemeenten bedeeld aan personen met een handicap en aan personen ouder dan 75 jaar, op voorwaarde dat er aan een reeks inkomenscriteria werd voldaan. 
- Hulp bij de aankoop van een aangepaste fiets zoals de handybikes. De auteurs van de studie geven als voorbeeld een premie die wordt aangeboden door de regio Ile-de-France in Frankrijk.
- Het sociale vervoersaanbod omkaderen, structureren en ontwikkelen, meer bepaald het vervoer op aanvraag dat specifiek bedoeld is voor personen met beperkte mobiliteit (in de breedste zin van de definitie, door met andere woorden niet alleen de personen met een handicap mee te rekenen, maar ook ouderen, zieken, zwangere vrouwen, personen met kinderen, ...), de aangepaste taxi's niet in aanmerking genomen. Concreet wordt er voorgesteld om een regelgeving van het sociaal vervoer te ontwikkelen, zoals het reeds in Vlaanderen en Wallonië het geval is, om een betere uitkering van subsidies mogelijk te maken, de informatie te centraliseren, een reserveringscentrale en een platform op te richten met het precieze, beschikbare aanbod, meer souplesse te hanteren bij de reserveringen, de voorgestelde tijdsblokken uit te breiden, de kosten te verlagen, een vervoersaanbod per sociale fiets toe te voegen (al dan niet aangepast), ...


2)

Ditzelfde rapport somt een aantal alternatieven op voor de door de LEZ betrokken doelgroep, waaronder specifiek de sector van de thuiszorg.

Het rapport geeft zo het voorbeeld van gezondheids- en zorgverstrekkers die steeds vaker voor de fiets kiezen voor hun professionele verplaatsingen. Het gaat om artsen, verlos- en verpleegkundigen die voor de fiets, en dan meestal de elektrische fiets, opteren om hun ronde te doen, op voorwaarde dat het nodige materiaal niet te veel plaats inneemt (‘Wheel of Care’ bijvoorbeeld).

De aanbevelingen hebben betrekking op de ontwikkeling van een premie voor cargofietsen voor professioneel gebruik, maar ook op alle maatregelen op het vlak van communicatie, sensibilisering, ontdekking, ... die deze professionals kennis laten maken met andere vervoermiddelen en dus als doelstelling hebben deze professionals onder anderen te begeleiden. Er dient opgemerkt dat er in het kader van het Europese project ‘Cargobike’ een cargofietspremie is voorzien door Brussel Economie en Werkgelegenheid en dat er cargofietsbegeleidingen worden georganiseerd.

Voor de thuiszorgverstrekkers ten slotte voor wie het bezit van een voertuig noodzakelijk is, voor het vervoer van omvangrijk materiaal bijvoorbeeld, beveelt het rapport een herziening aan van de
LEZ-premie voor micro- en kleine ondernemingen om een minder vervuilend voertuig aan te kopen. Dit heeft tegelijk betrekking op de door de premie aangeboden bedragen, de toegangscriteria en de noodzakelijke vereenvoudiging van de administratieve stappen.

Andere steunmaatregelen liggen eveneens ter studie voor, zoals de mogelijkheid bieden om aan te sluiten bij de aankoopcentrale van Leefmilieu Brussel voor de leasing van voertuigen of via de facilitator Mobility & Fleet.