Schriftelijke vraag betreffende vrijstellingen van onroerende voorheffing voor verhuurders die een of meer woningen verhuren via een sociaal verhuurkantoor
- Indiener(s)
- Joëlle Maison
- aan
- Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 376)
Datum ontvangst: 19/07/2021 | Datum publicatie: 21/09/2021 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 20/21 | Datum antwoord: 09/09/2021 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
10/08/2021 | Ontvankelijk | p.m. |
Vraag | Sinds 1 januari 2018 verleent het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een volledige vrijstelling van onroerende voorheffing aan verhuurders die een of meer woningen verhuren via een Social Vastgoedkantoor. Dit belastingvoordeel is bedoeld om meer verhuurders aan te moedigen hun eigendom(s) voor het beheer toe te vertrouwen aan een SVK. Uit de resultaten van de laatste inventarisatie van het huurbestand van de SVK's blijkt dat de 24 erkende Brusselse SVK's op 30 september 2020 in totaal 6.987 woningen beheerden. Toen ik u op 12 juli 2021 vroeg naar de fiscale maatregelen om de "socialisering" van particuliere woningen die via de AIS's worden verhuurd, te bestendigen, deelde u ons evenwel mee dat in het belastingjaar 2020 de vrijstelling van onroerende voorheffing slechts was toegekend voor 3.534 woningen die voor het beheer aan een SVK waren toevertrouwd. Dit betekent dat 3 453 via SVK’s gehuurde woningen (d.w.z. 49,4% van het totale SVK-huurbestand) in het belastingjaar 2020 niet in aanmerking kwamen voor de vrijstelling van onroerende voorheffing. Graag een antwoord op volgende vragen:
|
Antwoord | Wat de eerste vraag betreft, dient vooreerst in herinnering te worden gebracht dat het (federale) Kadaster, voor de identificatie van elk onroerend goed, de notie van een patrimoniaal perceel hanteert. Voor taxatiedoeleinden baseert Brussel Fiscaliteit zich vervolgens ook op dit patrimoniaal perceel. De lijsten die door de 24 sociale verhuurkantoren aan Brussel Fiscaliteit worden overgemaakt, bevatten telkens de perceelnummers die met deze patrimoniale percelen overeenkomen. Zo kunnen zij in de Kadasterbestanden worden terug gevonden en desgevallend tijdens het inkohierings-proces worden vrijgesteld van de onroerende voorheffing. Een patrimoniaal perceel kan evenwel bestaan uit meerdere wooneenheden (bijvoorbeeld een appartementsblok met meerdere appartementen die in het Kadaster niet zijn opgedeeld) en omgekeerd kan één enkele wooneenheid ook bestaan uit meerdere patrimoniale percelen (zoals bijvoorbeeld een appartement met een apart gekadastreerde garage en kelder). Als een gebouw met verschillende wooneenheden bijvoorbeeld volledig aangewend wordt voor verhuur via sociale verhuurkantoren en uit slechts één patrimoniaal perceel bestaat, wordt door het sociaal verhuurkantoor (hierna SVK) bovendien niet altijd aan Brussel Fiscaliteit meegedeeld over hoeveel wooneenheden het precies gaat. Voor taxatiedoeleinden is dit evenmin relevant. Het betekent evenwel dat het niet mogelijk is om een 1-op-1 vergelijking te maken tussen de cijfers van de FEDSVK (wooneenheden) en die van Brussel Fiscaliteit (patrimoniale percelen). Bovendien dient er nog op te worden gewezen dat de cijfers van de federatie rekening houden met de situatie op datum van 30 september 2020, terwijl de onroerende voorheffing steeds rekening houdt met de situatie van 1 januari van het betrokken aanslagjaar (in casu dus 1 januari 2020). Dat er een delta tussen deze cijfers bestaat, hoeft op basis van voorgaande elementen dus niet te verwonderen. Er zijn op heden voorts geen aanwijzingen dat er (een substantieel aantal) percelen ontbreken op de lijsten van de SVK’en, al blijft Brussel Fiscaliteit afhankelijk van deze laatste voor de nauwkeurigheid en volledigheid ervan. In antwoord op de vraag om uitleg (op 5 oktober 2020) van collega Emmanuel De Bock heb ik reeds bevestigd dat de 24 sociale verhuurkantoren de lijsten tijdig hebben opgeleverd aan Brussel Fiscaliteit met betrekking tot aanslagjaar 2020. Ook voor aanslagjaar 2021 is dit intussen het geval. De percelen die in deze lijsten zijn opgenomen en in het Kadaster kunnen worden geïdentificeerd, worden inderdaad automatisch vrijgesteld van de belasting. Omwille van het feit dat Brussel Fiscaliteit, zoals reeds gezegd, steeds afhankelijk blijft van de kwaliteit van deze externe brongegevens (zowel de reeds vermelde lijsten als het Kadaster), kan het in een zeer beperkt aantal gevallen voorkomen dat de vrijstelling niet automatisch kan worden toegekend. Desgevallend nodigt mijn fiscale administratie de betrokken belastingplichtigen uit rechtstreeks contact op te nemen met het betrokken SVK zodat deze de nodige gegevens alsnog kan verstrekken aan Brussel Fiscaliteit. In ieder geval behoudt de belastingplichtige, krachtens artikel 255 WIB 92, het recht om zelf een aanvraag tot vrijstelling / bezwaar in te dienen als het SVK dit niet heeft gedaan. Wat ten slotte nog de samenwerking met de FEDSVK betreft, verwijs ik graag naar mijn antwoord van 17 februari 2020 op de mondelinge vraag van de geachte collega, mevrouw Clémentine Barzin. |