Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het overleg tussen het Vlaams Gewest en het Hoofdstedelijk Gewest over de geplande heraanleg van de Ring.

Indiener(s)
Dominiek Lootens-Stael
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 999)

 
Datum ontvangst: 27/07/2021 Datum publicatie: 21/09/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 20/09/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
11/08/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag   

Onder andere via de website van de minister-voorzitter maakte de Brusselse Hoofdstedelijke regering haar zienswijze bekend dat ze had meegegeven in het advies dat door het Vlaams Gewest was gevraagd in verband met de heraanleg en de aanpassingen van de Ring rond Brussel.

Het advies van de regering is negatief. De regering vindt het belangrijk dat beide overheden op een gelijkwaardige manier aan het planningsproces kunnen deelnemen.

De regering laat ook weten dat de Ring cruciale infrastructuur is voor Brussel.

Uit de tekst blijkt verder dat de Brusselse regering in haar advies vooral plaatselijke elementen in haar redenering heeft opgenomen. Men gaat er blijkbaar vanuit dat al het verkeer op de Ring een band heeft met Brussel. Niets is minder waar. De belangrijke verkeersader is ook een belangrijke verbinding tussen het zuiden en het noorden maar ook tussen het oosten en het westen van het land. Het is daarom ook aangewezen dat de verwevenheid tussen het regionale verkeer en het lange afstandsverkeer kan worden verminderd, een element dat de regering niet meeneemt in haar redenering.

In de pers laat u optekenen dat u samen de studies wil doen, de alternatieven selecteren enzovoort. "En niet een document krijgen waarop we dan een advies mogen geven."

U erkent hiermee eindelijk dat het hoofdstedelijk gebied ingebed is in het Vlaamse ommeland en infrastructureel onlosmakelijk is verbonden met de rest van Vlaanderen. Tot hiertoe hebben verschillende initiatieven vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest getuigd van een éénzijdige aanpak, eerder vanuit een eilandmentaliteit. Ik ben optimistisch dat met deze verklaring een andere richting wordt uitgegaan. Hoewel de daad nog steeds bij het woord moet worden gevoegd en het Hoofdstedelijk Gewest in het verleden in verschillende dossiers op een éénzijdige manier heeft gehandeld. Ik denk dan aan dossiers zoals het verminderen van het aantal rijstroken op de E40 of het lanceren van de het idee van de stadstol.

In die optiek had ik volgende vragen voor u:

  • De Hoofdstedelijke Regering heeft in dit dossier het geweer van schouder veranderd en wil inzetten op gezamenlijke planning. Wat heeft de regering genoopt tot deze ander instelling?

  • Hoe ziet u concreet een gezamenlijke planning en uitvoering functioneren? Plant u de oprichting van een gezamenlijk vehikel of structuur? Plant u over dit idee een overleg met de Vlaamse minister van mobiliteit?

  • Indien u samen wil plannen, welke kosten zal de Hoofdstedelijke regering voor haar rekening nemen?

  • Het Vlaamse en Brussels Gewest vormen één geografische ruimte met grote gevolgen op het vlak van infrastructuur en economie. Hoe kan volgens u het best aan de gezamenlijke noden op dat vlak worden gewerkt?

  • Plant de Hoofdstedelijke regering een gelijkaardige aanpak rond andere belangrijke infrastructuur die voor het Hoofdstedelijk gebied en de rest van Vlaanderen belangrijk zijn? Daarbij denk ik maar aan de aanpak rond het dossier van de luchthaven van Zaventem. Of de planning rond het al of niet uitrollen van een stadstolsysteem? Is de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bereid het Vlaams Gewest in deze dossiers op een aantal vlakken tegemoet te komen om de nodige goodwill te creëren in het dossier van de Ring?

  • Wanneer werd voor het laatst tussen u en uw ambtgenoot in het Vlaams Gewest rechtstreeks overleg gepleegd? Wanneer staat het volgende overleg gepland?

 
 
Antwoord    We hebben ons standpunt over de herinrichting van de Ring niet veranderd. Meermaals hebben we de wens uitgedrukt om dit voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zeer belangrijke project samen uit te werken. Die wens staat uitdrukkelijk in het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO) "De twee gewesten moeten akkoord gaan over gemeenschappelijke doelstellingen en de studies samen aansturen (p.152)" en het Gewestelijk Mobiliteitsplan: “De herinrichting van de Ring is een project dat gemeenschappelijk bepaald moet worden. In die zin moeten beide gewesten het eens worden over bepaalde gemeenschappelijke doelstellingen en moeten ze de studies samen aansturen; (p. 105)”.

Hoewel de Ring, voornamelijk het noordelijke deel, wel degelijk een belangrijke nationale en zelfs internationale verkeersader vormt, blijft het zo dat bijna een voertuig op twee op deze weginfrastructuur een band met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft. Bovendien ondervindt ons Gewest, ongeacht de aard van het verkeer, rechtstreeks de impact van alle hinder die deze weginfrastructuur oplevert, zoals lawaai, luchtvervuiling, enz. Het is dus maar normaal dat het Gewest een actieve rol krijgt bij het bepalen van een eventuele herinrichting van de Ring.

We hebben onlangs duidelijk en uitgebreid gereageerd op het ontwerp voor de herinrichting van het Vlaamse Gewest, om meerdere redenen:
· ten eerste omdat we een vraag om formeel advies ontvingen;
· voorts omdat de voorstellen voor de herinrichting duidelijker vorm krijgen, waardoor we ons beter over de grond van de zaak kunnen uitspreken;
· ten slotte omdat een van de concepten die ter studie voorliggen, namelijk het
light-alternatief een kader voor gesprekken biedt dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in overweging kan nemen, zelfs als we nog heel wat voorbehoud aantekenen zoals we in het advies stellen.

In een eerste fase willen we vooral de samenwerking via de reeds bestaande kanalen versterken, te weten via de bilaterale contacten tussen Brussel Mobiliteit en De Werkvennootschap. Om de gewenste samenwerking te doen slagen, heeft de regering zich in dat opzicht verbonden om de noodzakelijke human resources van Brussel Mobiliteit daarvoor te versterken.

De reactie van het Vlaams Gewest op ons advies zal bepalend zijn voor eventuele volgende fases, tot op heden kregen we nog geen reactie maar dat is niet abnormaal tijdens de zomermaanden (het advies werd eind juli opgestuurd).

In de afgelopen jaren en maanden, ging de samenwerking tussen onze gewesten met betrekking tot allerlei mobiliteitsprojecten in crescendo. Brussel Mobiliteit en het MOW voeren samen een omvangrijke enquête over het verplaatsingsgedrag; Brussel Mobiliteit neemt actief deel aan de raad van de Vervoerregio “Vlaamse Rand”; onze administraties bevoegd voor mobiliteit vergaderen maandelijks om ervaringen uit te wisselen en overleggen voortdurend over de inrichting van intergewestelijke fietspaden, de organisatie van het openbaar vervoer, enzovoort.

In afwachting van een metropolitane operationele beheerstructuur, en vanuit een pragmatische visie, zoals de voorbeelden hierboven aangeven, is het mogelijk om gemeenschappelijke projecten tot een goed einde te brengen via
ad hoc samenwerkingen en contacten. Dit staat in contrast met alle dossiers aan elkaar te willen koppelen en daardoor ook de dossiers tegen te houden waar een basis voor een akkoord voor is.