Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het eindverslag over de evaluatie van de Verenigingen voor Integratie via Huisvesting (VIH's) en de vooruitzichten op dat gebied

Indiener(s)
Pierre-Yves Lux
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 723)

 
Datum ontvangst: 04/10/2021 Datum publicatie: 13/12/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 23/11/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
15/10/2021 Ontvankelijk p.m.
23/11/2021 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    In juni jongstleden hebt u op een vraag van een collega over de evaluatie van de sector van de VIH’s geantwoord dat het eindverslag van Isis Consult nog niet in uw bezit was. U hebt haar gevraagd om haar vraag opnieuw te stellen aan het begin van het nieuwe parlementaire jaar. We zijn nu zover.

Vandaar de volgende vragen:

  • Heeft u het eindverslag ontvangen?

  • Wat staat erin? Wat zijn de belangrijkste conclusies van Isis Consult? Wat zijn de aanbevelingen?

  • Hoe bent u van plan gevolg te geven aan de aanbevelingen?

  • Ten slotte hebt u er in uw antwoord op gewezen dat "de erkende verenigingen in de komende drie jaar rekening zullen moeten houden met de aanbevelingen in het definitieve evaluatieverslag". Kunt u verduidelijken wat u daarmee bedoelt?

 
 
Antwoord    Het definitieve evaluatieverslag van de VIH's werd ons eind mei 2021 bezorgd.

In dit verslag werden 5 thema’s uiteengezet:

THEMA 1 - Doel en activiteiten van de VIH’s:

Dit thema omvat de wettelijke en reglementaire bepalingen, de opdrachten van de VIH's, de voorwaarden voor het verkrijgen van een erkenning, de sectorale diversiteit en de uiteenlopende situaties, en tot slot een voorstel voor de structurering van de activiteiten van de VIH’s.

THEMA 2 - Sectorale enquête - Resultaten:

Dit thema vermeldt de plaatsen, de activiteiten, de problemen en de vooruitzichten van de sector naar aanleiding van een enquête die is toegezonden aan elk van de 43 VIH's. Het enquêteformulier is opgenomen bij dit thema.

THEMA 3 - Aanbevelingen - Jaarlijks activiteitenverslag:

In dit deel van het verslag wordt het jaarlijks activiteitenverslag behandeld, waarbij in de eerste plaats de doelstellingen, de bestemmelingen en de inhoud ervan worden toegelicht. Vervolgens brengt de dienstverlener verslag uit over een analyse van de door de VIH's opgestelde jaarverslagen, die op eigen structuren zijn gebaseerd en zeer variabele gegevens en informatie bevatten. Na deze analyse wordt een lijst van aanbevelingen voorgesteld met het oog op de invoering van een gestandaardiseerd jaarlijks activiteitenverslag.

THEMA 4 - Aanbevelingen - Erkenning:

In dit punt wordt enerzijds verslag uitgebracht over de huidige situatie met betrekking tot de erkenning, het bestuur en de opdrachten van de VIH’s. Anderzijds worden in dit thema aanbevelingen gedaan om de bestaande situatie te verbeteren. Er wordt ook voorgesteld een beheersinstrument op te zetten dat in het Waalse Gewest een efficiënt systeem lijkt te zijn voor de APL's (associations de promotion du logement).

THEMA 5 - Aanbevelingen - Subsidiëring:


Dit laatste thema vermeldt de wettelijke bepalingen, de bedragen die in 2019 en 2020 aan de VIH’s zijn toegekend en de bevindingen. Daarna volgt een deel dat gewijd is aan de financieringsmodaliteiten die in het Waalse Gewest bestaan voor de APL's en aan de voorstellen voor de evolutie van de subsidiëringsmodaliteiten in het BHG.

*

Uit het verslag blijkt bovendien dat de VIH-sector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gekenmerkt wordt door een grote diversiteit. Deze diversiteit is het gevolg van de volgende elementen:


1. de heterogeniteit van de opdrachten en activiteiten die in het kader van het besluit van 7 juli 2016 kunnen worden uitgevoerd;

2. de heterogeniteit van de bevoorrechte doelgroepen. Deze heterogeniteit houdt verband met hoe ver de doelgroepen van het bekomen van een woning staan, met de huidige huisvestingsomstandigheden, met de vele problemen die zij ondervinden naast de toegang tot huisvesting en eventueel met de leeftijd van de doelgroepen;
3. de grootte van de vzw’s en vooral de middelen waarover zij beschikken om hun activiteiten en hun organisatie te structureren;

4. het al dan niet bestaan van een eigen woningenbestand en de specifieke kenmerken van dit bestand;
5. het al dan niet bestaan van een woningenbestand dat ter beschikking kan worden gesteld van de gesteunde personen of gezinnen;
6. de mate waarin de oprichters en verantwoordelijken betrokken zijn;
7. het feit dat sommige verenigingen kunnen terugvallen op "moederstructuren" die hen hulp en ondersteuning kunnen bieden;

8. het feit dat sommige erkende verenigingen daarnaast activiteiten ontwikkelen die niet tot de basis- of specifieke opdrachten van VIH’s behoren.


9. het feit dat sommige erkende verenigingen in verschillende gewesten van het land actief zijn;
10. en ten slotte het feit dat sommige verenigingen door verschillende gewesten zijn erkend.

Voorts wordt in het verslag gewezen op de problemen waarmee VIH’s worden geconfronteerd:

- Onvoldoende aantal financieel toegankelijke huurwoningen;

- Onvoldoende woningen die aangepast zijn aan de grootte van de Brusselse gezinnen en die van goede kwaliteit zijn (gezond en correct uitgerust);
- Onvoldoende aantal financieel toegankelijke koopwoningen;

- Algemeen tekort aan beschikbare woningen (totale aanbod onvoldoende in verhouding tot het aantal gezinnen dat er woont);
- Matige algemene energieprestaties van gebouwen - kosten van hieraan gekoppelde lasten - negatieve impact op gezondheid en leefmilieu;
- Onvoldoende terreinen om op te bouwen en moeilijkheden die operatoren of projectontwikkelaars ondervinden om nieuwe woningen te bouwen;
- Ongelijkheden in het woningaanbod (in kwantiteit, kwaliteit en prijs) op het hele Brusselse grondgebied;
- Moeilijkheden bij het vinden van relevante informatie over de voorwaarden voor de toegang tot overheidsvoorzieningen (woningen en/of financiële steun);
- Moeilijkheden bij het vinden van relevante informatie over de begeleidings- en bijstandsprocessen die aan gezinnen worden aangeboden;
- Talrijke actoren - Complexiteit van het institutionele landschap;
- Onvoldoende aantal woningen dat is aangepast aan de algemene of specifieke behoeften (bv. woningen voor personen met een handicap) van gezinnen die een aanvraag bij een VIH indienen; 
- Gebrek aan menselijke middelen (personeelsleden en in sommige gevallen vrijwilligers);
- Onvoldoende financiële middelen (subsidies die te laag worden beschouwd gezien de opdrachten en de omvang van de te behandelen aanvragen);
- Ontoereikendheid van rechten of moeilijkheden om ze op de beste manier uit te oefenen in verschillende contexten;
- Groot aantal bevoegdheden - institutionele complexiteit;
- Bijzonder complexe lokale vastgoedcontext;
- Toenemende kwetsbaarheid van het publiek (om diverse redenen);
- Gebrekkige communicatie (moet worden ontwikkeld en/of beter worden gericht);
- Administratieve logheid;
- Discriminatie van het betrokken doelpubliek (om diverse redenen);
- Onvoldoende steun van medische diensten (inclusief geestelijke gezondheidszorg).

*

Uit deze 5 thema's vloeien dan ook verschillende aanbevelingen voort, namelijk:

1. Aanbevelingen - Jaarlijks activiteitenverslag:

Momenteel zijn de door de VIH’s opgestelde verslagen gebaseerd op eigen structuren en bevatten ze zeer uiteenlopende gegevens en informatie (zeer heterogene verslagen).


Juist vanwege de structuur (vereniging zonder winstoogmerk) van de VIH's, hun doel en opdrachten, hun functionele en organisatorische modaliteiten, wordt voorgesteld om:

1. één enkel basismodel vast te leggen, om de structuur, de verzamelde basisgegevens en de bijbehorende definities te homogeniseren;
2. de in het kader van het activiteitenverslag ingezamelde informatie in twee hoofdblokken te verdelen:
* enerzijds, de gedeelde informatie die alle verenigingen zouden moeten meedelen;
* anderzijds, informatie die is aangepast aan het soort opdrachten dat de VIH’s op het terrein uitvoeren.


3. verantwoordelijken de kans geven de thema's die zij als prioritair beschouwen naar eigen goeddunken te ontwikkelen, ook op statistisch vlak;


4. op termijn een eenvormig jaarverslag gebruiken als primaire bron om de acties van de VIH's in het kader van de Brusselse gewestelijke erkenning te evalueren.



2. Aanbevelingen - Erkenning:

Met betrekking tot de erkenning en het bestuur:


Wat het bestuur betreft, vermeldt het BBHR van 7 juli 2016 "morele" eisen die aan de verantwoordelijken en leden van de Raad van Bestuur worden gesteld.

De VIH’s hebben hun eigen referentiekader ontwikkeld en er is sprake van zeer uiteenlopende werkwijzen op het gebied van: de samenstelling en de frequentie van de vergaderingen van de raad van bestuur, het bestaan van een huishoudelijk reglement, een handvest..., de organisatie en het houden van vergaderingen van de raden van bestuur, de transparantie van de regels inzake de vergoeding en bezoldiging van bestuurders, de omschrijving en het delegeren van bevoegdheden, de scheiding van bepaalde functies (bijvoorbeeld penningmeester en boekhouder), enz.

Daarom wordt in dit verband in het verslag de volgende reeks aanbevelingen gedaan:


1. Verdeling van de taken en verantwoordelijkheden van de bestuursorganen:

Er wordt aanbevolen om "standaardstatuten” op te stellen waarnaar verenigingen kunnen verwijzen.


2. Samenstelling van de Raad van Bestuur:


Er wordt voorgesteld:

- dat de Raad van Bestuur ten minste 4 leden en maximaal 10 vertegenwoordigers moet tellen;

- om het gewenste profiel van de bestuurders vast te stellen, rekening houdend met de structuur en de ontwikkeling van elke vereniging;
- om het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de kans te bieden een waarnemend bestuurder aan te wijzen;
- om via de statuten een aantal beperkingen op te leggen die verbonden zijn aan het mandaat van bestuurder: duur, maximum aantal opeenvolgende mandaten, gevallen van onverenigbaarheid;
- om iedere nieuwe bestuurder een informatiedossier te overhandigen;
- om voor de sector een aantal opleidingssessies voor bestuurders te voorzien;

- om de feedback uit evaluaties te systematiseren wanneer dergelijke evaluaties worden uitgevoerd. 

3. Verdeling van de taken en verantwoordelijkheden binnen de Raad van Bestuur:


Hoewel de Raad van Bestuur verplicht moet worden voorgezeten door een Voorzit(s)ter, zou het wenselijk zijn ten minste twee andere functies te systematiseren: die van secretaris en die van penningmeester.

Het uitdrukkelijk formuleren van het delegeren van functies, bevoegdheden en ondertekening lijkt bovendien een goede praktijk die algemeen moet worden toegepast in de sector.

4. Werking van de Raad van Bestuur:


Voor een goede werking van de Raad van Bestuur wordt het volgende aanbevolen:

- een minimaal aantal vergaderingen van de raad van bestuur (3 à 4 vergaderingen per jaar) om het strategisch plan uit te werken, om op regelmatige basis een standpunt in te nemen over de evolutie van de VIH’s, om een standpunt in te nemen over diverse kwesties die onder de bevoegdheid van de RvB vallen, ...;
- geplande en zorgvuldig voorbereide vergaderingen;
- transparantie van besluitvormingsprocessen met agenda's en notulen;

- goed gefundeerde besluitvormingsregels;


- inhoudelijke uitwisselingen tussen de leden (onder toezicht van de voorzitter);
- de ondertekening van een uitdrukkelijke verbintenis tot strikte eerbiediging van het vertrouwelijk karakter van de debatten en de bepalingen met betrekking tot de "AVG" en de uitvoering daarvan binnen de vereniging;
- een echte dialoog en een permanente interactie met de operationele verantwoordelijken.

5. Scheiding van de functies:

Er wordt aanbevolen functies van elkaar te scheiden, zoals de functies van boekhouder en penningmeester. Met andere woorden: eenzelfde persoon zou niet langer facturen, onkostennota’s, schuldvorderingen, enz. in de boekhouding mogen ingeven en (alleen) verantwoordelijk zijn voor de betaling ervan; deze betaling zou altijd door een penningmeester moeten worden verricht.


Doorgaans is het van essentieel belang te voorzien in controleregels via de toepassing van een dubbele handtekening voor alle aankopen boven een bepaald bedrag, voor alle voordelen of vergoedingen die aan het personeel worden toegekend, enz.

6. Referentiekader voor processen en procedures - functiebeschrijvingen:

Er wordt aanbevolen om een functiebeschrijving en een omschrijving van de belangrijkste bedrijfsprocessen en ondersteunende processen op te stellen.

7. Integriteit van de bestuurders en verantwoordelijken:

Het is wenselijk om, in het huishoudelijk reglement, een artikel op te nemen dat betrekking heeft op belangenconflicten; de regels inzake de vergoeding van bestuurders vast te stellen en te verspreiden; de algemene voorwaarden voor de vergoeding van personeelsleden te bepalen; bij een aanwerving te voorzien in een oproep tot kandidaatstelling via twee kanalen en in een georganiseerde selectieproef.

8. Opdrachten, visie en waarden van de vereniging:

Er wordt voorgesteld dat:

- het Gewest de mogelijke opdrachten van de VIH’s "herdefinieert/herverduidelijkt";

- de opstelling van de strategische plannen rechtstreeks moet worden gekoppeld aan het vooruitzicht van meerjarige erkenningen van 4 of zelfs 5 jaar;
- de VIH’s verzocht moeten worden hun eigen visie en waarden te (her)formuleren;
- referentiematerialen ter beschikking moeten worden gesteld van de verenigingen.

9. Tarifering van de diensten:

Over het algemeen is het belangrijk dat wanneer iemand zich tot een vereniging wendt, hij/zij op transparante wijze wordt geïnformeerd over de tariefvoorwaarden.


Met betrekking tot de erkenning en de opdrachten:

Er wordt voorgesteld om de opdrachten toe te spitsen op activiteiten die zo nauw mogelijk aansluiten bij het oorspronkelijk beoogde streefdoel. De aanbevelingen luiden als volgt:

1. Coördineren en mutualiseren in het kader van de informatie- en opleidingsopdrachten;
2. Synergieën opzetten om de gepersonaliseerde begeleiding te optimaliseren;
3. Actieve begeleiding bevorderen om de persoon centraal te stellen in de begeleiding;

4. Het potentiële woningaanbod uitbreiden.


Met betrekking tot de erkenning, de rapportering en de beheersinstrumenten:

Er wordt voorgesteld om binnen de sector een geïntegreerd beheersinstrument in te voeren, zoals momenteel het geval is in het Waalse Gewest. Dit instrument zou ingezet kunnen worden voor de bijstands- en begeleidingsactiviteiten, het beheer van het “vastgoedbestand” en het HR-beheer.


Het "zware" en relatief lage operationele karakter van de huidige rapporteringsmodaliteiten leidt tot een voorstel om een voorgestructureerd (eenvormig) activiteitenverslag in te voeren.


De verslagen zouden "automatisch" kunnen worden gegenereerd met behulp van bovengenoemd beheersinstrument, dat alle gewenste extracties mogelijk zou maken. Dit zou de verslagen homogeniseren, de modaliteiten vereenvoudigen en tijd besparen.


Wat de opleidingen betreft, wordt aanbevolen het opleidingsaanbod voor de hele sector te bundelen.


3. Aanbevelingen - Subsidiëring:


1. De subsidie wordt minimaal opgetrokken:

Er wordt voorgesteld dat elke erkende VIH een subsidie kan genieten die bestemd is voor het dekken van de gestandaardiseerde loonkosten voor 1 - of zelfs 1,5 - VTE die een opleiding in het hoger onderwijs heeft genoten (of beschikt over aantoonbare gelijkwaardige beroepservaring). De ondergrens zou dus worden opgetrokken tot het dubbele.

2. Een gegarandeerde minimumsubsidie voor de periode van de erkenning:


Er wordt voorgesteld om, aan het eind van de erkenningsprocedure, het bedrag van de minimumsubsidie aan de VIH vast te stellen voor de periode van de erkenning. Dit bedrag zou worden vastgesteld op basis van het jaarlijkse beoogde activiteitsvolume gelet op de voorziene middelen. BEHALVE INDIEN deze doelstellingen duidelijk niet worden bereikt (op basis van de jaarlijkse activiteitenverslagen), zou de subsidie worden gegarandeerd met een jaarlijks geïndexeerd bedrag. De geleidelijke toename van de subsidie zou ook kunnen worden gepland op basis van precieze doelstellingen die door beide partijen worden gedeeld.

3. Evaluatiecriteria en -indicatoren:


Er wordt aangeraden de basisopdrachten rond 4 pijlers te structureren en er een eenvoudige meetindicator aan te koppelen (algemene informatie en opleiding, juridische en administratieve bijstand, eerstelijns sociale begeleiding, terbeschikkingstelling van woningen).


4. Een subsidie die meer gebaseerd is op jaarlijkse geïndexeerde forfaitaire bedragen:

Er wordt voorgesteld om, uitgaande van een jaarlijks forfaitair minimumbedrag van ongeveer 30.000 euro, de ontwikkeling van financieringsmodaliteiten op basis van de bijgevoegde tabel te overwegen.

*

Om gevolg te geven aan deze aanbevelingen, moet u weten dat deze momenteel worden geanalyseerd en besproken in het begeleidingscomité van de VIH’s dat maandelijks bijeenkomt. Dit comité bestaat uit vertegenwoordigers van mijn kabinet, van de administratie en van de VIH’s.


Om tot slot uw laatste vraag te beantwoorden: een van de eerste aanbevelingen die zal worden doorgevoerd, is het bijhouden van een standaardactiviteitenverslag dat een grondige gegevensverzameling en een betere zichtbaarheid van de activiteiten van de sector mogelijk zal maken. Dit standaardverslag wordt opgesteld in overleg met de VIH-sector tijdens de vergaderingen van de begeleidingscomités en er wordt, in de besluiten, voorzien om deze verslagen in werking te laten treden vanaf de subsidie voor 2022.