Schriftelijke vraag betreffende de fiscale situatie van de Berg van Barmhartigheid
- Indiener(s)
- Marc-Jean Ghyssels
- aan
- Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 407)
Datum ontvangst: 13/12/2021 | Datum publicatie: 28/01/2022 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 21/22 | Datum antwoord: 11/01/2022 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
21/12/2021 | Ontvankelijk | Uitgebreid Bureau van het Parlement |
Vraag | Ik heb reeds de gelegenheid gehad u vragen te stellen over de wijze waarop de Brussel Fiscaliteit de belasting op bank- en financiële instellingen Berg van Barmhartigheid heeft toegepast. Deze situatie is opgelost door een wijziging van de ordonnantie. Deze instelling is altijd vrijgesteld geweest van de onroerende vooheffing. Dit lijkt mij in overeenstemming met zowel de tekst als de geest van de wet. Brussel Fiscaliteit heeft zopas een nieuwe aanmaning verstuurd die afkomstig is van de rol voor het boekjaar 2021 en waarin de betaling van de onroerende voorheffing van 24.190,08 euro wordt gevorderd. Het is overduidelijk dat dit een vergissing is, tenzij u mij een verandering in de interpretatie van de teksten of een wijziging in het beleid kunt verklaren.
|
Antwoord | In antwoord op deze vraag, kan ik de geachte Volksvertegenwoordiger het volgende mededelen. Brussel Fiscaliteit bevestigt dat, net zoals de vorige jaren, voor het aanslagjaar 2021, een vrijstelling van onroerende voorheffing van toepassing is op de eigendom van De Berg van Barmhartigheid, krachtens artikel 253, §9 van het WIB92. De Berg van Barmhartigheid zal zeer binnenkort hiervan bevestiging ontvangen via een corrigerend aanslagbiljet. |