Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de beslissing van Stad Brussel om biologisch afbreekbare urnes te gebruiken op diens begraafplaatsen en de mogelijke uitbreiding van dit soort duurzame initiatieven naar de andere Brusselse gemeenten

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 868)

 
Datum ontvangst: 15/11/2021 Datum publicatie: 15/02/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 15/02/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
20/01/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

In het huidige gewestelijke regeerakkoord wordt bevestigd dat de begraafplaatsen tot de gemeentelijke bevoegdheden behoren, al dient hier wel opgemerkt te worden dat de coördinatie en toegestane modaliteiten van de lijkbezorging nog steeds tot de gewestelijke bevoegdheden behoren. Binnen het gewestbestuur beoogt men daaromtrent bovendien een cel oprichten om de zaken die te maken hebben met begrafenissen en lijkbezorging te coördineren. Deze cel krijgt de taak om de beleidsinitiatieven op dit gebied op transversale wijze te omkaderen, te sturen en bekend te maken.

Naast deze legislatieve schets van de stand van zaken verwijs ik graag naar het feit dat Stad Brussel op maandag 1 november laatstleden bekendmaakte dat het op de begraafplaatsen van Brussel-Stad en Laken vanaf heden gebruik zal maken van biologisch afbreekbare urnen, die onder meer de biodiversiteit en de milieuvriendelijkheid moeten bevorderen.

Hoewel dit soort beslissingen dus, zoals daarnet geschetst, wel degelijk onder de gemeentelijke bevoegdheden inzake de organisatie van de begraafplaatsen vallen, zou het Brussels Hoofdstedelijk Gewest echter ook een rol kunnen opnemen in het verder promoten van dit soort duurzame alternatieven. Ik verwijs daarbij ook graag naar het voorstel van resolutie dat ik enige tijd geleden indiende betreffende de aanpassing van de regelgeving op de begraafplaatsen en de lijkbezorging aan de evoluerende maatschappelijke wensen en noden.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

  • Hebt u kennis genomen van dit initiatief van Stad Brussel omtrent biologisch afbreekbare urnen? Zijn er reeds andere gemeenten die soortgelijke duurzame initiatieven ondernomen hebben op hun begraafplaatsen? Bent u van plan dit soort duurzame initiatieven nadrukkelijk te promoten onder de andere Brusselse gemeenten? Zo ja, welke acties en middelen voorziet u daartoe?

  • Kan u duiden welk globaal beleid er gevoerd wordt omtrent de verduurzaming van de begraafmodaliteiten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Welke vorderingen heeft de interregionale werkgroep die de mogelijkheden daaromtrent bestudeert (cf. uw antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 522 omtrent de toegestane begraafrituelen) in dat kader reeds geboekt en welke vaststellingen of aanbevelingen zijn daaruit voortgekomen? Op welke manier wordt dit dossier overlegd met de verschillende betrokken actoren, zoals de intercommunales die het beheer van de Brusselse begraafplaatsen op zich nemen?

  • Kan u een stand van zaken geven wat betreft de beoogde oprichting van een cel om de zaken die te maken hebben met begrafenissen en lijkbezorging te coördineren? Kan u de samenstelling van deze cel nader toelichten? Wanneer zal deze cel effectief in werking treden en welke specifieke opdrachten zal deze op zich nemen? Op welke manier zal deze cel de beleidsinitiatieven op dit gebied op transversale wijze omkaderen, sturen en bekendmaken? Welke middelen voorziet u hiertoe?


 

 

 
 
Antwoord    Wat de biologisch afbreekbare urnen betreft, kan ik u meedelen dat hoewel dergelijke initiatieven worden toegejuicht voor ingebruikname op de gemeentelijke begraafplaatsen, de gemeenten de administratie er niet systematisch van op de hoogte houden. De administratie beschikt derhalve momenteel niet over een inventaris van alle initiatieven van de gemeenten in dit domein. Ik kan echter wel vragen dat dit gebeurt.


In dit verband dien ik u er wel op te wijzen dat artikel 30, §2, 2° en 3°, van de ordonnantie van 29 november 2018 betreffende de begraafplaatsen en lijkbezorging het gebruik van biologisch afbreekbare urnen verplicht stelt in het geval dat de gemeente een zone aanduidt, anders dan de begraafplaats, waar de assen van de gecremeerde lijken worden bewaard of begraven.

Wat de verduurzaming van de begraafmodaliteiten betreft, verwijs ik naar het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 december 2018 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan doodskisten, lijkwaden en andere lijkomhulsels moeten voldoen. Bij de totstandkoming van dit besluit werd bijzondere aandacht besteed aan diverse milieuaspecten, waaronder de biologische afbreekbaarheid van de gebruikte materialen.

In het antwoord op uw schriftelijke vraag nr 522 werd verwezen naar de interregionale werkgroep, welke werd geïnitieerd door de Waalse autoriteiten en gewijd was aan humusatie en andere ecologische wijzen van lijkbezorging. Deze werkgroep is momenteel officieel niet meer operationeel. Wel is het zo dat mijn administratie in contact blijft met de sector (de gemeenten, crémabru, de Intercommunale Coöperatieve Vennootschap voor Crematie, funebra, funebru, brulocalis, Belgisch instituut van thanatopraxie en op de hoogte blijven van de materie). Het is dan ook een van de prioriteiten van de toekomstige Cel “Begraafplaatsen en Lijkbezorging” om de werkgroep te revitaliseren met de focus op alternative technieken van begraafplaatsen, zoals bijvoorbeeld, de techniek van het resomeren of van watercrematie (waarbij het lichaam wordt ontbonden door alkalische hydrolyse). Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de intercommunale Coöperatieve Vennootschap voor Crematie betrokken zal worden bij dit dossier.

Zoals de naam al doet vermoeden, zal deze nieuwe Cel de zaken die te maken hebben met begrafenissen en lijkbezorging coördineren.


De Cel zal belast worden met twee hoofdopdrachten, waar uit diverse doelstellingen en projecten kunnen voortvloeien. De eerste opdracht betreft het opzetten en uitbouwen van een kenniscentrum. De tweede opdracht bestaat eruit om te fungeren als verbindend orgaan tussen de diverse belanghebbende partijen, zowel door het aangaan van relaties met alle stakeholders werkzaam binnen het domein als door het bieden van een platform om diverse samenwerkingen tot stand te brengen.

De oprichting van de cel maakt deel uit van de discussies die momenteel aan de gang zijn binnen de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel over de uitvoering van het personeelsplan, volgens de richtlijnen van de Regering en van de Minister bevoegd voor het openbaar Ambt.