Schriftelijke vraag betreffende de fietstelpalen op belangrijke verkeersassen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- Indiener(s)
- Dominiek Lootens-Stael
- aan
- Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 1137)
Datum ontvangst: 18/01/2022 | Datum publicatie: 18/03/2022 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 21/22 | Datum antwoord: 14/03/2022 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
20/01/2022 | Ontvankelijk | Uitgebreid Bureau van het Parlement |
Vraag | In de maand januari van 2020 registreerden de fietstenpalen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 53% meer fietsers ten opzichte van het jaar 2019. In de maand mei 2020, op het hoogtepunt van de beperkende maatregelen naar aanleiding van de Coronacrisis, werd een daling van 47% geregistreerd. Ondanks deze daling ondernam u talloze maatregelen ter bevordering van het fietsgebruik in de hoofdstad via tijdelijke infrastructuurwerken. Zowel tijdens de periode gekenmerkt door beperkende Coronamaatregelen, als nu in een periode van relatief herstel, worden deze fietstelpalen en hun metingen gebruikt ter verantwoording van het beleid. Een beleid waar de fiets onbetwistbaar bevoordeeld worden in de herinrichting van structurerende verkeersassen van het gewest, en dit ten opzichte van de andere vervoersmodi, zeker indien het gaat om gemotoriseerde particulierenvoertuigen. Nu rijst er twijfel over de methodologie en de correctheid van deze metingen, evenals over uw affirmaties ter verdediging van een bevoordeling van de fiets in het gewest, ten opzichte van de andere vervoersmodi.
|
Antwoord | De tellingen geven een duidelijk beeld van de evolutie van de frequentie waarmee een fietspad op een welbepaalde plek gebruikt wordt. Om de evolutie van het fietsverkeer te meten, wordt het aantal passages dan ook eerst punt per punt vergeleken. Vervolgens wordt een schatting gemaakt van het globale evolutiepercentage tussen twee periodes op basis van het aantal passages voor de posten die tijdens de twee periodes in werking waren. De evolutie van het fietsverkeer op alle telpunten is een goede indicator voor de evolutie van het aantal fietsers in het Gewest. Hoe meer tellers er zijn en hoe gelijkmatiger ze over het grondgebied zijn verspreid, hoe betrouwbaarder de indicator zal zijn. Als het te koud of te warm is om te fietsen, is het meestal te koud of te warm om überhaupt naar buiten te gaan. Als de straten goed ontworpen zijn, ben je op de fiets niet meer overgeleverd aan de weersomstandigheden dan wanneer je te voet gaat. Nederland en Denemarken kennen regelmatig koudere winters dan België, maar door een goed beheer van de omstandigheden, met inbegrip van bijvoorbeeld sneeuwruimen op de belangrijkste fietsroutes, kunnen de meeste mensen de fiets als vervoermiddel blijven gebruiken. Mensen blijven te voet gaan als het regent, koud of warm is - en ze blijven ook fietsen. Uit studies blijkt dat in steden met een goede fietsinfrastructuur de mensen ook bij slecht weer regelmatig blijven fietsen. Het gebruik van de fietspaden kan voor een deel van de fietsers dus samenhangen met de weersomstandigheden, maar het weer rechtvaardigt op geen enkele manier het niet voorzien in een veilige en aantrekkelijke omgeving voor fietsers. Aangezien de automatische telpunten niet zijn uitgerust met pluviometers en aangezien de frequentie van het gebruik van de fietspaden varieert naargelang het tijdstip van de dag en naargelang de seizoenen, wordt er geen verband gelegd tussen de neerslag en de tellingen. Gerichte tellingen en regelmatige controles maken het mogelijk de kwaliteit van de tellingen te controleren. |