Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de uitbreiding van het recht van voorkoop in het Brussels Gewest

Indiener(s)
Isabelle Emmery
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 760)

 
Datum ontvangst: 06/02/2022 Datum publicatie: 18/03/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 15/03/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
10/02/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Onlangs werd in de pers gemeld dat de Brusselse regering het recht van voorkoop op te koop staande particuliere eigendommen tot het hele gewest wil uitbreiden1.

Ter herinnering: het recht van voorkoop maakt de aankoop van een onroerend goed met voorrang mogelijk, met inachtneming van de prijs en de voorwaarden die eerder in een verkoopovereenkomst tussen de verkoper en de kandidaat-koper zijn vastgelegd.

Hoewel dit recht reeds bestaat voor bepaalde afgebakende gebieden zoals de SVC, geeft de regering nu te kennen dat zij bereid is het uit te oefenen voor alle verkopen van particulier eigendom met een oppervlakte van meer dan 750m2 en van bebouwde of gedeeltelijk bebouwde grond van meer dan 500m2

De begunstigden van dit recht van voorkoop zijn, in volgorde, het Gewest, de BGHM, Citydev, de Maatschappij voor Stedelijke Inrichting en de 19 gemeenten, die 60 dagen de tijd zullen hebben om hun recht van voorkoop uit te oefenen.

In oktober jongstleden is het voorontwerp van ordonnantie betreffende de veralgemening van het recht van voorkoop in eerste lezing aangenomen. Het is vervolgens voorgelegd aan verschillende partners, waaronder de Federatie van het notariaat, de sociale partners en de Adviesraad voor Huisvesting, en zal naar verwachting in maart een tweede lezing door de regering ondergaan, vervolgens naar de Raad van State en een derde lezing gaan, en ten slotte worden voorgelegd aan onze Assemblee.

Deze maatregel stuitte op enig verzet, met name van de BVS (waarin projectontwikkelaars zijn verenigd), de Confederatie Bouw en BECI (de Kamer van Koophandel van Brussel). Volgens deze laatsten zou deze veralgemening van het recht van voorkoop de resultaten van de tijd en het werk om tot een compromisverkoop te komen, tenietdoen, zou het risico bestaan dat overheidsactoren aan vastgoedpromotie doen en oneerlijke concurrentie uitoefenen, zou zij administratieve lasten met zich kunnen brengen, de verkoopperiode kunnen verlengen en Belgische en buitenlandse investeerders kunnen ontmoedigen, enz.2

Hoewel we weten dat er in 2020 in Brussel bijna 50.000 gezinnen op een sociale woning wachten en er vandaag steeds minder Brusselaars toegang tot een woning hebben, zou deze controle over de grond de openbare actoren in staat stellen de markt zoveel mogelijk te reguleren.

Anderzijds zou deze maatregel het mogelijk maken, zoals in het noodplan voor de huisvesting (NPH) wordt verlangd, het overheidsoptreden op het gebied van de huisvesting te verbeteren en nieuwe sociale woningen te creëren.

Het zou het ook mogelijk maken, en dit is niet te verwaarlozen, de ongebreidelde speculatie met onroerend goed in bepaalde wijken van de hoofdstad te bestrijden.

 

de heer. Minister-President,

  • Kunt u mij zeggen hoeveel eigendommen door alle overheidsactoren, met inbegrip van de gemeenten, zijn voorgekocht?

  • Wat was de duur van de gehele voorkoopprocedure vanaf het moment dat de brief door de notaris werd verzonden?

  • Geldt dit recht van voorkoop ook voor goederen die in vennootschappen worden gehouden?

  • Is er een budget voor al deze aankopen?

  • Hoeveel hebben al die aankopen sinds het begin van deze legislatuur gekost?

  • Wat is er gepland wanneer twee autoriteiten beslissen hetzelfde eigendom te verwerven?

1 Le Soir Immo van 3 februari 2022: "Het Gewest streeft overal voorrang na

2 Le Soir, 4 februari 2022: "Het verruimde recht van voorkoop dreigt de verkooptijd te verlengen"

 
 
Antwoord    Sinds 1 januari 2018 is het voorkooprecht uitgeoefend voor 17 goederen.

Qua duur voorziet het BWRO in een termijn van twee maanden. Deze begint te lopen op het moment waarop het volledige verkoopdossier verzonden wordt.

Artikel 267 van het vandaag geldende BWRO stelt immers dat elke houder van het voorkooprecht uiterlijk binnen twee maanden na de verzending van de betekening van het volledige dossier of het verondersteld volledige dossier (betekening omschreven in artikel 266, § 1, van het BWRO) een document dient te richten aan de verkoper en aan het bevoegde bestuur. Het bestuur onderzoekt de volledigheid binnen acht dagen na de hogervermelde betekening. Desgevallend worden de ontbrekende elementen opgevraagd (artikel 266, § 3 van het BWRO).

Het uitblijven van reactie binnen twee maanden, staat gelijk aan het afzien van de uitoefening van het voorkooprecht. In de hypothese dat de voorkooprechthebbende overheid evenwel haar recht van voorkoop wenst uit te oefenen tegen de meegedeelde prijs en voorwaarden en dat hij dit volgens de regels binnen de hogervermelde termijn (aanvaarding) meedeelt, wordt de authentieke akte binnen de vier maanden na deze bekendmaking (die geldt als vervreemding) opgesteld.

Daarbij wordt gewezen op artikel 268, § 1, van het BWRO, dat luidt als volgt: "Wanneer één of meerdere houders van het voorkooprecht hun voorkooprecht uitoefenen binnen de wettelijke termijn, betekent het bestuur, binnen de acht dagen na het verstrijken van die termijn, aan de notaris, aan de verkoper en aan de verschillende houders van het voorkooprecht die hun voorkooprecht hebben uitgeoefend, de identiteit van de prioritaire voorkooprechthebbende overheid."

Bij het uitblijven van blijken van de intentie om het recht van voorkoop uit te oefenen binnen de toegekende termijn van twee maanden, stelt het bestuur de verkoper hiervan in kennis (artikel 268, § 2, van het BWRO).

Het recht op voorkoop geldt inderdaad voor goederen in eigendom van een vennootschap aangezien artikel 266 van het momenteel geldende BWRO verplicht dat elke natuurlijke of rechtspersoon die de intentie heeft zijn zakelijke rechten geheel of gedeeltelijk over te dragen op een goed dat binnen een voorkoopperimeter is gelegen, dit bekend maakt met het oog op de uitoefening van het voorkooprecht.

Er bestaat in principe dus geen uitzondering voor goederen in vennootschap.

In omgekeerde zin is het trouwens zo dat artikel 263 van het BWRO met name het volgende bepaalt: "
Het voorkooprecht is van toepassing op alle overdrachten, tegen vergoeding, van onroerende goederen of delen van onroerende goederen, al dan niet bebouwd en van elk zakelijk recht dat betrekking heeft op onroerende goederen, met inbegrip van de inbreng in vennootschap van al deze onroerende goederen of delen ervan, met uitzondering van de inbreng van gebouwen die deel uitmaken van een bedrijfstak.

Vallen niet onder het toepassingsgebied van deze titel:

(...) 8bis de verkoop aan de vennootschap of de inbreng in vennootschap waarvan de verkoper of zijn/haar echtgeno(o)t(e), alleen of met bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, minstens vijftig percent van de maatschappelijke aandelen van de bestaande of op te richten vennootschap bezit."


Op budgettair vlak financiert elke voorkooprechthebbende overheid de aankopen binnen zijn functionele begrotingen en met eigen middelen.

Meestal gebeuren de aankopen via beschikbare budgetten ingeschreven in een programma voor stedelijke herwaardering (DWC, SVC, SB);

Sinds het begin van de legislatuur beloopt het bedrag van alle verwervingen die zijn gebeurd met uitoefening van het recht van voorkoop in totaal 5.627.000 € (3.325.000 € in 2019, 1.827.000 € in 2020, 475.000 € in 2021).

Overeenkomstig artikel 262 van het BWRO gaat de voorrang bij mededinging tussen twee voorkooprechthebbende overheden voor de aankoop van een goed altijd naar de prioritaire voorkooprechthebbende overheid die vermeld staat in elk besluit ter bepaling van de perimeter die aan het voorkooprecht onderworpen is. Wanneer dit meerdere voorkooprechthebbende overheden aanduidt, bepaalt het desgevallend hun orde van voorrang.