Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de BGHM of door de OVM’s bepaalt in artikel 39 dat een kandidaat-huurder die een aanvraag voor een sociale woning heeft ingediend, zonder te worden geschrapt, de hem aangeboden woning kan weigeren indien het vorderbare huurbedrag (met inbegrip van het bedrag van de huurtoeslag voor passiefwoningen, lage en zeer lage energiewoningen) en de huurlasten de financiële draagkracht van het gezin overstijgt of indien de woning een van de daarin genoemde gebreken vertoont (bv.: aanzienlijk stabiliteitsprobleem, geen drinkwater, gevaarlijke elektrische installatie of gasdistributie ...).

Ik zou u de volgende vragen willen stellen:

1- Hoeveel kandidaat-huurders die op een sociale woning wachten, hebben volgens de door de BGHM meegedeelde statistieken in de loop van het jaar 2021 een hun aangeboden woning geweigerd met inroeping van een van de in artikel 39 van het besluit van 26 september 1996 bepaalde redenen? Hebben de OVM's systematisch de gegrondheid van de door deze kandidaat-huurders opgegeven redenen voor weigering bevestigd?

2- Wat waren, volgens de gegevens van de BGHM, in 2021 de meest voorkomende redenen voor weigering die door kandidaat-huurders werden opgegeven?