Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de toegang tot huisvesting voor eenoudergezinnen

Indiener(s)
Ibrahim Dönmez
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 854)

 
Datum ontvangst: 24/02/2022 Datum publicatie: 05/05/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 05/05/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
08/03/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

In een artikel in de krant Le Soir van 22 februari 2022 vernemen we dat in Brussel een op de tien gezinnen een eenoudergezin is. Volgens een Ipsos-enquête van september 2021 doet een op de vier ouders er meer dan zes maanden over om een nieuwe woning te vinden nadat zij een alleenstaande ouder zijn geworden, hebben negen van de tien ouders een bewijs van inkomen moeten overleggen, heeft de helft van hen moeite gehad om een huurwaarborg samen te stellen, en slaapt een op de vijf ouders in dezelfde kamer als een van hun kinderen.

Na de overgang naar een eenoudergezin bevinden sommige ouders zich in een delicate situatie:het besef van precariteit, de overgang van de status van eigenaar naar die van huurder (één persoon op drie) en ook het risico om zonder vast adres komen te staan (één ouder op 20).

Volgens de Ligue des familles zijn de soms lagere inkomens van eenoudergezinnen niet in staat betaalbare, kwalitatief goede openbare of particuliere huisvesting te vinden, omdat de huren momenteel te hoog zijn.

In het licht van deze informatie zou ik u de volgende vraag willen stellen:

  • Hoe wordt bij de berekening van de punten voor de toewijzing van een sociale woning rekening gehouden met de status van eenoudergezinnen?

  • Kunt u ons de gemiddelde wachttijd geven voor een eenoudergezin met twee minderjarige kinderen?

  • Kunt u ons vertellen hoeveel eenoudergezinnen wachten op een sociale woning?

 

 
 
Antwoord   

Wat uw vraag betreft of het statuut van de eenoudergezinnen in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de punten voor de toekenning van een sociale woning, is het zo dat de voorkeurregels worden beheerd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26/09/1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen.

Daarin wordt gestipuleerd dat elk gezin dat kandidaat-huurder is, op de eerste verjaardag van de datum van inwerkingtreding van zijn oorspronkelijke kandidatuur bij zijn referentiemaatschappij bovendien één voorkeurrecht en per daaropvolgend jaar telkens twee voorkeurrechten geniet.

 

Het gezin bestaande uit een of meerdere kinderen ten laste en slechts een enkele persoon die deze hoedanigheid niet bezit, geniet bovendien nog twee andere voorkeurrechten.

 

Die voorkeurrechten kunnen verder aangevuld worden: Een gezin krijgt bijvoorbeeld twee bijkomende voorkeurrechten indien het minstens een als gehandicapt erkende persoon telt.

 

In 2021 werd een sociale woning toegekend aan 1.185[1] gezinnen die geen sociale huurders waren. 253[2] van die gezinnen waren eenoudergezinnen, of 21,35 % van de toewijzingen aan gezinnen die geen huurder zijn.

 

44 van die 253 gezinnen bestonden uit een ouder en twee minderjarige kinderen. Slechts 29 van die 44 eenoudergezinnen met twee minderjarige kinderen zijn in nuttige volgorde in de woning ingetrokken. Dit betekent dat voor de 15 anderen afwijkingen artikel 33[3] (Uitzonderlijke omstandigheden), artikel 35[4] (Overeenkomsten tussen OVM’s en OCMW’s) of artikel 36[5] (Overeenkomsten tussen OVM’s en de opvangtehuizen voor personen die het slachtoffer zijn van intrafamiliaal geweld) werden toegepast.

 

Van de 29 eenoudergezinnen aan wie een woning in nuttige volgorde werd toegekend, heeft het gezin dat het langst gewacht heeft, 15 jaar gewacht (met 31 voorkeurrechten) op de toewijzing. Het gezin dat het minst lang gewacht heeft, heeft 8 jaar gewacht (met 16 voorkeurrechten). Het grootste deel van de eenoudergezinnen aan wie in nuttige volgorde een sociale woning werd toegewezen (16 op 29) heeft 10 of 11 jaar gewacht met gemiddeld 22 voorkeurrechten.

 

 

Op 01/01/2022 stonden 49.771 gezinnen op de wachtlijst voor een sociale woning in het Brussels Gewest. 11.083 van die 49.771 aanvragen werden ingediend door alleenstaande gezinnen. Dat vertegenwoordigt 22,27% van het totaal aantal aanvragen.

 

[1] Dit cijfer houdt geen rekening met de sociale huurders die in de loop van het jaar naar een andere sociale woning verhuisd zijn.

[2] Dit cijfer houdt geen rekening met de sociale huurders die in de loop van het jaar naar een andere sociale woning verhuisd zijn

[3] Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26/09/1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen.

[4] Id

[5] Id