Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de valorisatie van de terreinen van de NMBS in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Indiener(s)
Geoffroy Coomans de Brachène
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 785)

 
Datum ontvangst: 07/03/2022 Datum publicatie: 03/05/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 02/05/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
18/03/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

De terreinen van de NMBS zijn in totaal goed voor een niet te verwaarlozen deel van de 161 km2 van het Brussels Gewest. Het overgrote deel van die terreinen is weliswaar van essentieel belang voor een optimaal gebruik van het spoorwegennet, maar andere terreinen zijn restanten die soms onbruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt en op andere manieren zouden moeten worden gevaloriseerd.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

  1. Hoeveel hectare van de 161 km2 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is thans eigendom van de NMBS, de grootste grondbezitter van het land?

  2. Hoeveel van het grote aantal terreinen die dwars door ons Gewest liggen, worden rechtstreeks bestemd voor de spoorwegen en hoeveel terreinen die niet rechtstreeks dienen voor de spoorwegen of in onbruik zijn geraakt, zouden kunnen worden herbestemd voor andere functies?

  3. Beschikt u over een precieze kaart van de verspreiding van de terreinen op het gewestelijk grondgebied? Zo ja, waar zou die kaart geraadpleegd kunnen worden? Zo niet, vindt u dan niet dat zo’n kaart een onontbeerlijk instrument zou zijn om die terreinen in Brussel te valoriseren?

  4. Hebben het Gewest en/of de NMBS al overwogen om boven bepaalde stukken spoorweg te bouwen of er bouwrechten te verlenen, zoals dat in vele andere grote steden al het geval is? Zo niet, wat zijn dan de huidige belemmeringen voor het valoriseren van die ruimten? Hoe zouden ze opgeheven kunnen worden?

  5. Zijn er contacten gelegd tussen de NMBS en het Gewest met het oog op de verkoop, verhuur of overdracht van de gronden die eigendom zijn van de NMBS, om ze te herbestemmen voor onder meer  parken, beboste zones of bouwprojecten?

  6. In 2018 kon de Stad Brussel 4 kleine percelen van de NMBS kopen om ze te herinrichten tot kleine parken voor de omliggende wijken. Hebben de gewestelijke overheden al onderzocht welke ruimten en terreinen op het gewestelijk grondgebied in die zin gevaloriseerd zouden kunnen worden?

 

 

 
 
Antwoord    Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen:

De grondreserves van de NMBS en bepaalde percelen van Infrabel vormen net zoals enkele andere eigendommen van de federale staat onmiskenbaar een zeer concrete hefboom voor de ruimtelijke ordening in Brussel. Zoals u weet, loopt voor sommige van die eigendommen met een duidelijk strategisch belang een planningsproces teneinde ze harmonieus in te passen in het Brusselse stadsweefsel en ze zodanig in te richten dat de leefomgeving van de Brusselaars erdoor verbetert. Het gaat meer bepaald om de eigendommen van de NMBS die zich bevinden in:
· de Zuidwijk. Het RPA voor deze wijk zal na het lopende openbaar onderzoek worden aangepast. Ik verwijs in dat verband bijvoorbeeld naar de vierhoeken, maar ook naar de percelen die grenzen aan de “Kleine Zenne”. De eigendommen van de NMBS in dit gebied hebben een totale oppervlakte van 250.000 m².

· de site van het Weststation. Hiervoor is een RPA van kracht, dat moet dienen als basis voor de inrichting van een gemengde wijk (11,8 ha voor Infrabel; 2,6 ha voor de NMBS en 2,5 ha gebruikt voor spoorwegactiviteiten). Er wordt al meerdere jaren zowel met de NMBS als met Infrabel onderhandeld over aankopen, onder meer met het oog op de aanleg van een nieuw openbaar park aan het Weststation, maar ook over het gezamenlijk opzetten van projecten. 
· de Europese Wijk, waar op gronden van de NMBS openbare ruimten met een verblijfs- of mobiliteitsfunctie werden ingericht (fietsers- en voetgangersverbinding langs spoorlijn 161, de Solidarnosc-Esplanade, enz.).
· de site Schaarbeek-Vorming (70 ha).
· Thurn en Taxis, eigenlijk een voormalig spoorwegterrein (40 ha).
· Josaphat (met 2 ha eigendom van de NMBS).
Er vinden dus regelmatig contacten en onderhandelingen plaats tussen het Gewest en de NMBS.

Voorts worden de spoorwegtaluds over het algemeen vaak op publiek initiatief ingericht als openbare ruimte (spoorlijnen 28, 26, 161, enz.) en in het bijzonder gebruikt voor de aanleg van fietssnelwegen door Brussel Mobiliteit en Beliris.
U vermeldt ook het initiatief van de stad Brussel. Dat maakt deel uit van haar beleid rond stedelijke herwaardering. Ook in andere gemeenten zijn er gelijkaardige voorbeelden die kaderen in een duurzame wijkcontract of stadsvernieuwingscontract.
Op het gewestelijk bestemmingsplan (GBP) nemen de spoorweggebieden een totale oppervlakte van 5 km² in en het gebied met uitgestelde aanleg (dat voornamelijk Schaarbeek-Vorming omvat) 1,7 km².
De terreinen waarop het Gewest initiatieven ontwikkelt en de louter planologische gegevens buiten beschouwing gelaten, beschikken wij momenteel niet over voldoende up-to-date informatie om alle eigendommen van de NMBS in het Brussels Gewest en hun functie nauwkeurig in kaart te brengen. Het moge echter duidelijk zijn dat het Gewest, zoals verder toegelicht, voor een aanzienlijk deel van de gronden van de NMBS al heel wat voorstellen doet en actie onderneemt, hetzij om er wijken of openbare ruimten op in te richten, hetzij om er voorzieningen op te vestigen.
Tot slot zijn er meerdere factoren die de aankoop en de inrichting van deze ruimten kunnen belemmeren:
· Ten eerste beschikt Infrabel krachtens artikel 159 bis van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven over een voorkeurrecht van voorkoop. Bepaalde percelen kunnen het Gewest daardoor ontglippen.

· Daarnaast is het wettelijk verboden om goederen die eigendom zijn van de NMBS, te onteigenen.

· De deelstaten hebben geen voorrangsrecht van voorkoop, wanneer de NMBS goederen te koop stelt. Het is evenmin gemakkelijk om een plan van voorkoop goed te keuren voor een gebied waarin zich goederen van de NMBS bevinden, laat staan om dat plan uit te voeren. De NMBS betwist namelijk het recht om een plan van voorkoop waarvan percelen van haar deel uitmaken, op te stellen. Zij baseert zich daarvoor op artikel 14 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd door de wet van 30 juli 1993, en artikel 263, 7° van het BWRO dat “
de goederen van het openbaar of privédomein van de federale staat, van de gewesten, van de gemeenschappen, van de krachtens Titel III van de Grondwet ingestelde gemeenschapscommissies en van de onder artikel 262 vermelde voorkooprechthebbende overheden” uitsluit van het toepassingsgebied van het recht van voorkoop. Op basis van de interpretatie van de parlementaire werkzaamheden kan dit doorgetrokken worden naar de NMBS.

· Ten vierde volgt de NMBS voor de verkoop van goederen doorgaans een
open en openbare aanbestedingsprocedure; de deelstaten en de gemeenten kunnen zich daar niet tegen verzetten en moeten dus de concurrentie aangaan met de privésector. Ik herinner u eraan dat het Gewest zich bij de overdracht van goederen moet houden aan bepaalde schattingsregels. Het kan daarom niet altijd meegaan in de biedingen die de NMBS bij die aanbestedingen ontvangt.
· Tot slot heeft de NMBS voor elk van haar goederen op basis van “onafhankelijke ramingen” een boekhoudkundige waarde bepaald. Ze houdt daaraan vast en ze zal dan ook nooit een goed onder die waarde verkopen.

Dat zijn dus allemaal beperkingen waarmee in de denkoefening over de ontwikkeling van die ruimten rekening moet worden gehouden.