Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het register van derde plaatsen

Indiener(s)
Matteo Segers
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 804)

 
Datum ontvangst: 28/03/2022 Datum publicatie: 08/06/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 31/05/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
20/04/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

Het begrip "derde plaatsen" is belangrijk en wordt steeds belangrijker op economisch, cultureel, toeristisch en maatschappelijk gebied in ons gewest. Talrijke ruimten in onze gebieden maken aanspraak op deze naam of hebben er belangstelling voor.  De term "derde plaatsen" wordt gekenmerkt door de veranderlijkheid en poreusheid ervan: er zijn vele soorten derde plaatsen, met uiteenlopende activiteiten en verschillende publieksgroepen. Maar wat ze gemeen hebben is dat ze diep geworteld zijn in het gebied, een verlangen om de stad opnieuw uit te vinden, een vermogen om creatief werk te heroverwegen in een geest van solidariteit en transitie. In dit opzicht zijn zij thans van essentieel belang voor het creatieve en artistieke leven van ons gewest.

Heeft uw administratie al nagedacht over derde plaatsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Bent u van plan een register van deze derde plaatsen op te stellen? Op welke maatschappelijke terreinen identificeert u "derde plaatsen"? 

 
 
Antwoord    Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen:

Oorspronkelijk is de ‘derde plaats’ een begrip dat op het einde van de jaren’ 80 ontwikkeld werd in de Amerikaanse stedelijke sociologie (R. Oldenburg: The great good place). Het gaat om een ruimte tussen de sociale omgevingen thuis enerzijds en de werkplek anderzijds. Deze biedt plaats voor een vrij en vrijwillig gemeenschappelijk gebruik (van instrumenten, competenties enz.) als voedingsbodem voor het experiment en sociale vernieuwingen.

In de literatuur bestaan meerdere omschrijvingen van het begrip. Enerzijds vindt men definities die het begrip beperken tot ruimten die contactbevorderend werken voor beroepsmensen en cultureel creatieven in fablabs of in coworking spaces. Anderzijds zijn er ook meer generieke en omvattende beschrijvingen van ongeprivatiseerde plaatsen waar ontmoetingen en uitwisseling mogelijk zijn zonder dat deze nader worden omschreven.

In zijn publicatie ABOUT.brussels #01 uit 2020 over coworking spaces in het Brussels Gewest omschrijft Perspective deze derde plaatsen als « 
plaatsen waar wordt samengewerkt en die noch de woonplaats (“first place”), noch de traditionele werkplaats (“second place”) zijn. De contacten die er worden gelegd, stimuleren kennisuitwisseling, experiment en innovatie. » Deze definitie omvat ook bedrijfsincubatoren, fablabs en bepaalde « study spaces » en hybride vormen van coworking spaces. De moeilijk nauwkeurig te omschrijven coworking spaces onderscheiden zich evenwel van andere gedeelde werkplekken door hun vermogen om uitwisseling en het delen van kennis te bevorderen.

Andere analyses die Perspective heeft uitgevoerd over bibliotheken (ABOUT.brussels #04) en study spaces (ABOUT.brussels #05) geven aan dat bepaalde omschrijvingen en onderzoeken over het begrip ‘derde plaats’ eveneens in dit soort ruimten kunnen voorzien.

Het derde-plaatsbegrip blijkt dus bijzonder rekbaar te zijn. En ook al verschijnen regelmatig verwijzingen naar dit begrip, is dat de reden waarom Perspective er geen specifiek gebruik van maakt in zijn methodologieën, zelfs niet bij de bouw van indicatoren.

Maar dat betekent niet dat er geen ruimten die als derde plaatsen bestempeld kunnen worden aanwezig zijn in het Gewest of zelfs door het Gewest gehanteerd en ontwikkeld worden. Zo ontwikkelt Citydev bijvoorbeeld coworking spaces, incubatoren en fablabs in de context van meerdere projecten. Bepaalde plaatsen met een tijdelijk gebruik kunnen zelfs als derde plaatsen worden aanzien. In dat kader brengt het Loket voor Tijdelijke Gebruiksbestemmingen momenteel de tijdelijke projecten in kaart die actief zijn op het grondgebied.

Tot besluit kan ik daarom stellen dat het Gewest wel degelijk de theoretische en analytische meerwaarde van het derde-plaatsbegrip erkent, maar niet over een specifieke strategie voor derde plaatsen beschikt, omdat het moeilijk is de precieze contouren ervan te bepalen.