Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de federale arbeidsdeal en de uitspraken van de premier wat betreft de verhoging van de Brusselse werkzaamheidsgraad, alsook zijn gevolgen voor de platformeconomie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Dominiek Lootens-Stael
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 937)

 
Datum ontvangst: 23/02/2022 Datum publicatie: 03/10/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 09/05/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
25/04/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Midden februari kwam de federale regering met een lang bediscussieerd pakket maatregelen in het arbeidsmarktbeleid.

De reactie van de sociale partners en andere beleidsniveaus was koeltjes te noemen. Ik denk dat we het gros van de beoordelingen door verschillende waarnemers kunnen samenvatten op de manier zoals professor Stijn Baert, arbeidseconoom aan de UGent dat deed: "Er zitten veel maatregelen in waar je niet kunt tegen zijn: je moderniseert de arbeidsmarkt en past de wetgeving aan aan de realiteit. Maar ik zie geen grote hervormingen die ervoor zorgen dat er veel meer mensen aan de slag gaan."

De verwachtingen op dat vlak, zeker bij ondernemers die moeilijkheden ondervinden om personeel te vinden, werden niet ingelost. Nochtans heeft de federale regering in het regeerakkoord zelf de lat hoog gelegd. Men wil in dit land een werkzaamheidsgraad van 80% bereiken, al was het maar om kosten en investeringen financieel draagbaar te houden.

Vanuit de Vlaamse regering kwamen daarom ontgoochelde reacties. Men wil duidelijk meer kunnen doen om de oververhitte arbeidsmarkt te kunnen voeden. Aangesproken op die kritiek reageerde premier De Croo laconiek en wees er op dat het activeringsbeleid een verantwoordelijkheid van de gewesten is. Verder verwees hij naar de noodzaak om samen te werken en binnen de bevoegdheden het maximale te doen.

Op dit ogenblik stellen we vast dat de werkzaamheidsgraad in dit land zeer sterk uiteenlopend zijn. Bij de 20- tot 64 jarigen is het nationale gemiddelde vastgesteld op 71,7%, Wallonië zit daar stevig onder met 65,8%, het Vlaams Gewest zit daar boven met 76,2%, en het hoofdstedelijk Gewest dat toch economisch en geografisch in het Vlaamse is ingebed, schiet er uit met slechts 62%.

De woorden van de premier en de beleidsdaden van de regering schijnen er op te wijzen dat de regio’s niet snel meer armslag zullen krijgen om hun activeringsbeleid kracht bij te zetten. Ik had graag geweten welke consequenties dat heeft voor het Hoofdstedelijk Gewest.

Daarom heb ik volgende vragen:

  1. Wat is de reactie van de minister op de genomen maatregelen en uitspraken in verband met het activeringsbeleid en de situatie op de arbeidsmarkt?

  2. Brussel is geen eiland. Wat wil de minister bijkomend ondernemen om de Brusselse werkzaamheidsgraad sneller in de richting van de cijfers van het omringende economische ommeland te brengen?

  3. Zijn er maatregelen of andere elementen die de minister van de federale regering verwacht om het eigen activeringsbeleid te kunnen versterken?

  4. Welke doelstellingen zet de regering zich tegen het einde van de bestuursperiode op het vlak van het verhogen van de werkzaamheidsgraad?

Wie de Brusselse persreacties gevolgd heeft na het bekendmaken van de federale maatregelen die onder de noemer van “arbeidsdeal” werden genomen, zag dat er vooral aandacht was voor de gevolgen in de platformeconomie. In steden is s-dit natuurlijk een belangrijk gegeven. Persoonlijk betreur ik een beetje dat veel mensen afhankelijk zijn van dit soort jobs in Brussel terwijl er in de rest van Vlaanderen maar ook binnen de hoofdstad een enorme vraag is naar arbeidskrachten ondermeer in de bouwsector en aanverwanten.

Er komen dus een aantal maatregelen om de arbeidsomstandigheden voor koeriers te verbeteren. Onder meer zal er worden voorzien in een verplicht verzekeringssysteem zoals door sommige platformen reeds wordt aangeboden.

In een reportage op het nieuwskanaal Bruzz kwam echter ook ter sprake dat er nog veel onwettige praktijken in deze sector gehanteerd worden. Er zijn mensen die hun accounts doorverhuren, al of niet aan mensen zonder geldige verblijfspapieren. Op die manier is elke poging om de negatieve aspecten in de sector weg te werken ten dode opgeschreven.

  1. Hebben deze federale maatregelen een impact op het tewerkstellingsbeleid in het Hoofdstedelijk Gewest? Zo ja, welke?
  2. Wat kan de minister aanvullend of in samenwerking met het federaal niveau doen om illegale tewerkstelling en andere ongewenste praktijken tegen te gaan ?
  3. Wat wordt of kan door de regering en de gewestelijke diensten gedaan om zwartwerk door mensen die werkloos of langdurig ziek zijn, in deze platformdiensten te bestrijden ?
  4. Heeft de regering de ambitie om meer bevoegdheden of meer middelen te vragen aan de federale regering om de misbruiken in de platformeconomie te bekampen?

https://www.bruzz.be/videoreeks/dinsdag-15-februari-2022/video-herbekijk-bruzz-24-over-de-hervorming-van-de-arbeidsmarkt

 
 
Antwoord    Het is duidelijk dat de doelstelling van een werkgelegenheidsgraad van 80% tegen 2030 een ambitieuze doelstelling is van België. Om deze doelstelling te bereiken, is een sterk engagement vereist van alle belanghebbenden, ook van het Brussels Gewest.

Wat uw eerste vraag betreft, werken we momenteel in goede samenwerking met de federale overheid en de andere deelstaten aan de strijd tegen knelpuntberoepen en aan de bevordering van de interregionale mobiliteit. Er werd een interfederaal platform gecreëerd dat de verschillende administraties voor werk en beroepsopleiding samenbrengt.


Dit platform is verantwoordelijk voor het analyseren van de technische en institutionele haalbaarheid van de verschillende geformuleerde voorstellen op beleidsniveau en, waar nodig, de voorbereiding van de uitvoering ervan. Het moet ook adviseren en aanbevelingen doen en mobiliteitsproblemen analyseren (inclusief de taalbarrière) en de gefedereerde entiteiten aanmoedigen om goede praktijken te implementeren en eventueel samenwerkingsovereenkomsten te sluiten om werknemers en werkgevers vooruitzichten te bieden.


Het gaat er dus om wat bestaat te mobiliseren om een betere afstemming van de institutionele bevoegdheden te bieden.

Zoals u aangeeft is Brussel geen eiland. Ik heb een samenwerkingsakkoord afgesloten met de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest over de afstemming van het arbeidsmarktbeleid, opleiding, vorming en de bevordering van de mobiliteit van werkzoekenden. Interregionale mobiliteit is een ware hefboom om de werkgelegenheidsgraad te helpen verhogen.


In dat kader heeft View.brussels ook een eerste gezamenlijke analyse uitgevoerd met de VDAB om de realiteit op arbeidsmarkt in Brussel en Vlaams-Brabant te bestuderen. In het onderzoek wordt gekeken naar kansen op werk, maar ook naar belemmeringen voor mobiliteit.


Wat de verwachtingen van de federale overheid betreft, heb ik ervoor gepleit dat de gewestelijke premies die aan werkzoekenden worden toegekend niet fiscaal bestraft worden voor degenen die zich inschrijven voor een opleiding die naar een knelpuntberoep leidt.

De federale regering gaf gevolg aan dit verzoek en stelt momenteel, in haar voorontwerp houdende diverse arbeidsbepalingen, voor om:

de plafonds voor de cumulatie van werkloosheidsuitkeringen en gewestelijke premies voor het slagen voor een opleiding in een knelpuntberoep of opleidingsinkomens te verhogen;
Specifiek met betrekking tot het bereiken van een werkgelegenheidsgraad van 80% in 2030, heeft de Brusselse Regering op mijn voorstel op 10 maart ook toegezegd bij te dragen tot de verwezenlijking van de Belgische doelstellingen van het actieplan voor de Europese Pijler van Sociale Rechten en mij als minister van Werk opgedragen om een ​​algemene gewestelijke strategie uit te werken om dit te bereiken.

We zien de naakte feiten: het Brussels Gewest telde in januari 2022 86.676 werkzoekenden. Bij ongewijzigd beleid en uitgaande van het aantal huidige werkzoekenden, zal het dan ook niet volstaan ​​om de doelstelling van 116.000 actieve werknemers, te bereiken. We zullen dus ook de tewerkstelling van een zogenaamd "inactieve" bevolking moeten stimuleren.

Dit akkoord over de hervorming van de arbeidsmarkt is nog niet operationeel. Een interessant aspect dat aangekondigd werd heeft betrekking op de opstelling van acht criteria op basis waarvan de aard van de arbeid zal worden benaderd. En dus of een werknemer in de platformeconomie als zelfstandige of als werknemer moet worden beschouwd.


Dat moet schijnzelfstandigheid bij de platformen tegengaan. Op deze basis zal de gewestelijke administratie ook kunnen uitmaken of een buitenlandse werknemer die als koerier wil werken zal moeten beschikken over een toelating tot arbeid als werknemer, dan wel over een beroepskaart als zelfstandige. De precaire situatie waarin schijnzelfstandigen vaak verkeren zullen hierdoor beter verboden worden en de bescherming van de werknemers tegen bepaalde vormen van misbruik wordt aldus beter gegarandeerd.

Er wordt momenteel samengewerkt met de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en met verschillende politiezones in het Gewest om dergelijke praktijken te controleren. Een eerste controle op dit vlak vond plaats in februari 2021, waardoor voor het eerst samen met de politie en de federale inspecties inzicht kon worden gekregen in deze materie. Begin 2022 hebben nieuwe controles plaatsgevonden en nieuwe controles staan ​​nog op de agenda.
De wil van de regering is voornamelijk om te strijden tegen de uitbuiting van arbeiders zonder papieren door arbeiders die rekeningen openen om ze onder te verhuren aan andere precaire arbeidskrachten. Andere controles vallen eerder onder de verantwoordelijkheid van de federale inspectie waarmee deze controles worden en zullen worden georganiseerd.
De Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie is al volledig bevoegd om controles uit te voeren op buitenlandse arbeidskrachten. De organisatie van het werk in deze platforms moet de verantwoordelijkheid blijven van de federale overheid.