Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de Openbare Vastgoedmaatschappijen (het "huurbesluit") bepaalt in artikel 60, paragraaf 1 dat, wanneer het gezinsinkomen van de sociale huurder met ten minste 20% is gedaald ten opzichte van het inkomen dat in aanmerking werd genomen voor de vaststelling van de werkelijke huurprijs, de huurder het OVM te allen tijde kan verzoeken over te gaan tot een herziening van de huurprijs om rekening te houden met deze inkomensdaling. De aangepaste huurprijs gaat in op de eerste werkdag van de tweede maand volgend op de maand waarin het verzoek is ingediend en geldt tot de volgende jaarlijkse herziening van de huurprijzen.

Ik zou u de volgende vragen willen stellen:

1- Kunt u ons op basis van de door de BGHM verstrekte statistieken meedelen hoeveel sociale huurders de afgelopen drie jaar (2019, 2020 en 2021) bij hun OVM een herziening van hun werkelijke huurprijs hebben aangevraagd omdat hun gezinsinkomen met ten minste 20% was gedaald ten opzichte van het inkomen waarmee bij de vaststelling van de werkelijke huurprijs rekening was gehouden? Werden al deze verzoeken om verlaging van de huurprijs aanvaard?

2- Kunt u ons een tabel bezorgen met voor elk van de zestien Brusselse OVM's het aantal herzieningen van de werkelijke huurprijs als gevolg van een daling van het gezinsinkomen, die in de loop van 2019, 2020 en 2021 werden doorgevoerd?

3- Wat was volgens de door de BGHM verstrekte gegevens voor de jaren 2019, 2020 en 2021 het gemiddelde maandelijkse bedrag van de verminderingen van de huurprijs die de OVM's bij toepassing van artikel 60, paragraaf 1 van het "huurbesluit" hebben toegekend in geval van een aanzienlijke daling van het gezinsinkomen van de sociale huurder?