Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de bescherming van het roerend cultureel erfgoed in het Brussels Gewest.

Indiener(s)
Isabelle Emmery
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 645)

 
Datum ontvangst: 24/04/2022 Datum publicatie: 16/06/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 13/06/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
02/06/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag   

In 2002 heeft de Franse Gemeenschap een decreet aangenomen voor de bescherming van het roerend cultureel erfgoed, waarvoor blijkbaar nooit een uitvoeringsbesluit werd aangenomen. De Federatie Wallonië-Brussel heeft onlangs, 20 jaar later, een nieuw decreet aangenomen om het roerend erfgoed beter te beschermen.

216 stukken roerend erfgoed (beeldhouwwerken, meubels enz.) werden in de Federatie Wallonië-Brussel als uitzonderlijk beschouwd en als zodanig beschermd. Het nieuwe decreet zal het mogelijk maken om de de bewaring en bescherming uit te breiden tot nieuwe werken in Wallonië en Brussel. Daartoe werden twee nieuwe categorieën in het leven geroepen: "goederen van erfgoedbelang" en "religieus erfgoed". Er zij op gewezen dat het Brussels Gewest op deze kwestie was vooruitgelopen door een artikel over de inventaris van de cultusobjecten rechtstreeks te integreren in de ordonnantie op de erediensten.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

  • Hoe zal de Brusselse wetgeving inzake roerend erfgoed gecombineerd worden met die gemeenschapswetgeving? Zal deze wijziging een impact hebben op de gewestelijke ordonnantie betreffende het roerend en onroerend erfgoed, die van toepassing is op de goederen en instellingen in het Brussels Gewest die niet exclusief onder de ene of andere gemeenschap vallen?

 
 
Antwoord    Het decreet van de Franse Gemeenschap geldt in het Brussels Gewest enkel voor de instellingen “die uitsluitend onder de bevoegdheid van deze gemeenschap vallen”.
De bepalingen van de Brusselse ordonnantie van 25 april 2019 die wettelijke gevolgen (verplichtingen) met zich meebrengen, gelden niet voor de collecties van die instellingen.

Uit arrest nr. 71/2021 (20 mei 2021) van het Grondwettelijk Hof kan evenwel worden afgeleid dat het Brussels Gewest tot de inventarisering kan overgaan van de collecties die van gewestelijk belang zijn, ongeacht het statuut van hun eigenaar, aangezien deze inventarisering louter wetenschappelijk en als documentatie bedoeld is.

Wat de religieuze instellingen betreft, behalve dat het Brussels Gewest via zijn ordonnantie van 10 december 2021 met betrekking tot de erediensten inderdaad op deze kwestie geanticipeerd heeft, ondervinden de erediensten die onder de gewestelijke bevoegdheden vallen en de collecties van de kerkfabrieken op het Brussels gewestelijk grondgebied geen gevolgen van het nieuwe decreet van de FWB.