De cijfers van langdurige afwezigheid bij de DBDMH werden tot 2022 niet apart bijgehouden. Wel kunnen de ziekteverzuimcijfers voor 2019 – 2021 meegegeven worden. U vindt deze cijfers terug in de bijlage.
Langdurige ziekten in Q1 2022:
· 1 april 2022: 33 personeelsleden hebben een TAO > 30 dagen. Gemiddelde leeftijd: 45 - 51 jaar
· 1 juni: 31 personeelsleden hebben een TAO > 30 dagen. Gemiddelde leeftijd: 45 - 51 jaar
De DBDMH heeft geen kennis van en geen gegevens over de redenen van de afwezigheid. Het gaat om vertrouwelijke medische gegevens (medisch beroepsgeheim) die de werkgever niet aan de werknemer mag vragen. De externe preventieadviseur, de arbeidsarts, werd gevraagd of zij een idee kon geven van het aandeel van de ziekten van psychosociale oorsprong in het kader van het onderzoek bij terugkeer na langdurige ziekte. Tot op heden heeft men nog geen antwoord ontvangen.
De DBDMH heeft geen statistieken over leeftijd, behalve voor de langdurig zieken van dit jaar. Het ziekteverzuimcijfer is in 3 jaren tijd (2019 -2021) serieus gedaald met 2,35%.
Er kunnen geen verbanden gelegd worden tussen langdurige ziektes en burn-out.
In het kader van een potentieel risico binnen een team op één van de gebieden van de 5 A’s kan via het CPBW gevraagd worden om een kwalitatieve risico-analyse psychosociale indicatoren (RAPSI) te laten uitvoeren. Zo is er onlangs in één dienst een RAPSI afgerond en is er momenteel nog een RAPSI lopende voor een andere dienst.
Om de 5 jaar wordt een kwantitatieve RAPSI voor het ganse personeel uitgevoerd. Uit die cijfers kan men ook voor teams afleiden of er binnen teams potentieel gevaar voor burn-out, depressie, etc… zou kunnen bestaan.
De sociale dienst van de DBDMH heeft een tweedelig doel:
1. Reactieve begeleiding en ondersteuning in individuele dossiers van agenten over (psycho)sociale aangelegenheden/ bekommernissen/ problematieken in private sfeer die invloed kunnen hebben op het werk (hierin werken de medewerkers als sociale werkers waarbij over de inhoud van de individuele dossiers nooit gerapporteerd wordt).
2. Proactief beleid omtrent (psycho)sociaal welzijn, d.w.z. het kaderen, opzetten en bundelen van beleid en initiatieven om collectief werkgeluk, -motivatie en goed mentaal welzijn te kunnen promoten en/of ontwikkelen, i.s.m. HR, de arbeidspsycholoog (deze ageert niet in de HRM) en de IDPBW.
Dit heeft bijvoorbeeld te maken met ‘wat doen we rond teambuilding?’, ‘welke initiatieven kunnen we nemen om meer/goede teamspirit, veerkracht en werkgoesting te creëren?’, ‘hoe voeren we een goed aanwezigheidsbeleid?’, ‘hoe zorgen we voor een goede introductie voor de medewerker?’, ‘hoe zorgen we voor een goede begeleiding van toekomstige gepensioneerden?’, ‘wat doet de werkgever voor het stimuleren van een goede werk-privébalans?’, ‘hoe kunnen we preventief inspelen op burn-out, bore-out, depressies?’, ‘hoe kunnen we ons beter wapenen rond grensoverschrijdend gedrag binnen de organisatie?’
Dit gaan we bewerkstelligen op basis van het model ‘het huis van werkvermogen’.
|