Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende betreffende de lopende VVC-vergunningsaanvragen en het recente schorsingsarrest van het Grondwettelijk Hof

Indiener(s)
Cieltje Van Achter
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 854)

 
Datum ontvangst: 28/06/2022 Datum publicatie: 05/08/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 19/07/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
28/06/2022 Vraag om uitleg omgevormd tot schriftelijke vraag p.m.
06/07/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In december vorig jaar keurde dit parlement een noodordonnantie goed die stelde dat VVC-chauffeurs die hun vergunning voor 15 januari 2021 aanvroegen, verder mochten werken als Uber- of Heetch chauffeurs. Chauffeurs die hun vergunning na deze datum hadden aangevraagd waren volgens de noodordonnantie per definitie te kwader trouw en vielen buiten het toepassingsgebied van de noodordonnantie.

Toen al was duidelijk dat dit een discriminatoire regeling was. Ik heb hier in het parlement meermaals op gewezen. Ook de Raad van State was hier in haar advies duidelijk over. Het verbaasde dan ook niemand toen het Grondwettelijk Hof eind april deze passage uit de noodordonnantie schorste.

De vraag is nu wat u met dit arrest van het Grondwettelijk Hof zal doen. U gaf in het verleden aan dat Brussel Mobiliteit tussen 15 januari en eind vorig jaar een honderdveertigtal dossiers had behandeld en ter goedkeuring aan u had voorgelegd zonder dat u hier reeds een beslissing over had genomen.

Ik had hieromtrent graag de volgende vragen gesteld:

  1. Waarom, op basis van welke argumenten, heeft u geen beslissing genomen over de 140 VVC-vergunningsaanvragen die op uw bureau liggen?

  2. Wat gaat u doen met deze vergunningsaanvragen? Gaat u deze nu goedkeuren?

  3. Loopt het gewest geen risico op schadeclaims van de chauffeurs wiens vergunningsaanvragen u zonder te beslissen laat liggen?

 
 
Antwoord    Bij deze kan ik u de volgende elementen van antwoord verstrekken op uw vraag:

Zoals u zich zult herinneren, heeft Uber na de uitspraak van het Hof van Beroep op 23 november 2021 zijn applicatie geschorst. Om veel chauffeurs in staat te stellen hun activiteit voort te zetten, heeft uw parlement een tijdelijke ordonnantie aangenomen, de zogenaamde “sparadrap”-ordonnantie. Deze maakt het voor alle VVC-exploitanten en -chauffeurs met een Brusselse vergunning mogelijk taxidiensten aan te bieden.

Geen enkele VVC-chauffeur die reeds over een door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest afgegeven exploitatievergunning beschikte, werd uitgesloten van de afwijkende overgangsregeling van de “sparadrap”-ordonnantie.

De dossiers die op het kabinet zijn geschorst, hebben betrekking op nieuwe aanvragen voor exploitatievergunningen die na 15 januari 2021 zijn ingediend. Dat is de datum van het arrest van het Hof van Beroep van Brussel waarin geoordeeld werd dat de juridische constructie waarop het UberX-platform berust, een vorm van wetsontduiking is.

Overigens heeft het Grondwettelijk Hof in zijn arrest 77/2022 de vragen van het Hof van Beroep te Brussel beantwoord. Daarin wordt verklaard dat de vereisten van de ordonnantie van 1995 die in vraag werden gesteld, niet in strijd zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, noch met de andere bepalingen waar in de twee prejudiciële vragen naar verwezen wordt.

Tot slot benadrukt het Hof dat “het (...) aan de bevoegde wetgever toekomt te bepalen hoe het individueel bezoldigd personenvervoer op zijn grondgebied dient te worden georganiseerd. ”

Het doel van deze beperking is dat enkel VVC-exploitanten en -chauffeurs die te goeder trouw zijn van de afwijkende overgangsregeling gebruik zouden kunnen maken, hetzij zij die stappen hebben ondernomen om een vergunning te verkrijgen zonder noodzakelijk kennis te hebben van de problematiek van het niet-naleven van de bepalingen van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur.

Het Hof schorste via zijn arrest 60/2022 van 21 april 2022 in artikel 34bis, 1° van de ordonnantie van 27 april 1995 echter de woorden “die op basis van een tot de administratie gerichte aanvraag op uiterlijk 15 januari 2021 is afgegeven”. Het oordeelde dat de verwijzing naar de datum van het arrest waardoor de tot dusver gebruikte constructie van het Uber-platform als een vorm van “wetsontduiking” werd bestempeld, geen grondslag mocht vormen voor een verschil in behandeling van de aanvragers van een nieuwe VVC-vergunning.

Wij hebben ons naar dit arrest geschikt en sindsdien zijn alle conforme vergunningsaanvragen die na 15 januari 2021 zijn ingediend, ondertekend. Wij hebben 204 vergunningen afgegeven voor de exploitatie van een VVC-dienst. Aanvragers die hun vergunning vervolgens zelf willen exploiteren, hebben een bekwaamheidsattest nodig.