Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de financiering van de DBDMH en het arrest van het Grondwettelijk Hof dat ze "discriminerend" noemt.

Indiener(s)
Hicham Talhi
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 673)

 
Datum ontvangst: 29/04/2022 Datum publicatie: 05/08/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 14/07/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
11/07/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag   
Het zal u uiteraard niet ontgaan zijn dat de kranten van vorige vrijdag berichtten over "de discriminerende financiering van de DBDMH".

In vergelijking met de andere hulpverleningszones van het land geldt er immers voor de DBDMH op verschillende niveaus een uitzonderingsregeling.

Acht jaar geleden was er een conflict tussen de federale regering en het Brussels Gewest over een van die uitzonderingen betreffende de financiering. Toen al was het Gewest van oordeel dat "de criteria voor de financiering van de DBDMH discriminerend waren in vergelijking met de andere hulpverleningszones (...)".

Het Grondwettelijk Hof heeft het Gewest in zijn arrest in het gelijk gesteld, want volgens de gerechtelijke instantie is het ontbreken van twee bepalingen discriminerend en niet redelijkerwijze gerechtvaardigd:

  • het feit dat er geen enkel vooraf bepaald verdelingscriterium is dat het aandeel van de DBDMH vaststelt in het totale bedrag van de federale dotaties die aan de hulpverleningszones worden toegekend. Het Brussels Gewest heeft dus geen enkele garantie over de verdeling van de financiering van de DBDMH tussen zichzelf en de federale overheid.

  • Het feit dat de DBDMH geen federale subsidies krijgt voor de aankoop van materiaal en uitrustingen die nodig zijn voor het uitvoeren van haar opdracht.

Het Grondwettelijk Hof stelt evenwel duidelijk vast dat de DBDMH en de hulpverleningszones die deze garanties en subsidies wel krijgen, vergelijkbaar zijn in die zin dat ze dezelfde opdrachten op het gebied van civiele veiligheid op het supralokale uitvoeren.

Om nog duidelijker te zijn: de DBDMH wordt benadeeld door die uitzonderingsregeling, waardoor haar begrotingsmiddelen verschillen van die van de andere hulpverleningszones.

Het Gewest zal de zaak dan ook voorleggen aan minister Verlinden om het aan de DBDMH toegekende bedrag vast te stellen en toe te zien op de terugwerkende kracht van de voornoemde subsidies.

We mogen niet vergeten dat in het regeerakkoord staat dat "we evolueren naar een evenwichtiger financiering van de brandweer". De ministerraad van 5 maart 2021 heeft er voorts aan herinnerd dat "in de notificaties van de meerjarenbegroting 2021-2024 die doelstelling concreet vertaald werd in een groeitraject met het oog op een structurele verhoging van de toegekende dotaties (...)".

Mijn vragen zijn heel eenvoudig:

  • Heeft u al contact opgenomen met de federale minister om een einde te maken aan de discriminatie bij de financiering van de DBDMH ?

  • Heeft uw kabinet onderzocht of de subsidies die niet aan de DBDMH werden toegekend, er eventueel met terugwerkende kracht toch aan verleend kunnen worden?

    • Zo ja, waarvoor zouden die bedragen bij voorrang bestemd moeten worden?

  • Wat is het totale bedrag dat de DBDMH zou kunnen krijgen?

  • Heeft u, op basis van het arrest van het Grondwettelijk Hof, alle bronnen van discriminatie van de DBDMH opgelijst om er in overleg met de federale overheid een einde aan te maken?

 
 
Antwoord    Ik heb op 23 mei ll. een brief gestuurd naar de minister van Binnenlandse Zaken. In die brief heb ik gevraagd op welke manier ze gevolg zou geven aan het arrest van het Grondwettelijk Hof. Tot nog toe heb ik geen antwoord ontvangen.
Volgens onze raadgevers zou het startpunt van de schadevergoedingen 1 januari 2015 zijn, de datum waarop de hulpverleningszones werden opgericht.
Momenteel is nog niet duidelijk in welk begrotingsjaar een schadevergoeding zal worden verkregen en evenmin wat het bedrag ervan zal zijn. De exacte bestemming van de vergoedingen zal meer in detail worden bestudeerd van zodra we een beter zicht hebben op die twee elementen.
Het Grondwettelijk Hof heeft verschillende discriminaties vastgesteld. Die werden opgelijst en onze raadgevers analyseren ze grondig. Er moeten wel veel paramaters in aanmerking worden genomen om de schadevergoedingen te berekenen en er zijn verschillende mogelijke scenario’s om het exacte bedrag te bepalen. Onze raadgevers en de juridische dienst analyseren momenteel alle gegevens.