Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de wetenschappelijke realiteit van de omvang van de droogte van deze zomer

Indiener(s)
Ariane de Lobkowicz
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1238)

 
Datum ontvangst: 26/09/2022 Datum publicatie: 01/12/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 28/11/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/10/2022 Ontvankelijk
 
Vraag   

Het is een waarheid als een koe dat ons land deze zomer een ernstige droogte kende.

Uw administratie heeft de situatie van dag tot dag gevolgd, waardoor zij u een algemene evaluatie van de hittegolf van deze zomer in ons gewest heeft kunnen geven.

Kunt u ons vertellen welke vergelijkingen konden worden gemaakt met de voorgaande perioden en welke conclusies uit deze onderzoeken werden getrokken?

 

 
 
Antwoord    Als gevolg van de huidige klimaatverandering wordt België de laatste jaren steeds meer getroffen door extreme temperaturen en droogte. De veertien warmste jaren vonden plaats na 2000. Tussen 2018 en 2022 kende het Brussels Gewest vier hete en droge zomers – met uitzondering van de zomer van 2021, die bijzonder nat was. De zomer van 2003 was ook heel droog. Naar aanleiding daarvan is toen beslist om een ​​nationaal plan (Ozon- en hitteplan) op te stellen.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen:
- een hittegolf: wanneer gedurende minstens vijf opeenvolgende dagen een temperatuur van 25,0 °C of meer wordt opgemeten, waarvan bovendien gedurende minstens drie dagen met temperaturen van 30,0 °C of meer;
- extreem warm weer: wanneer een van de hierboven beschreven voorwaarden niet wordt bereikt, zoals het aantal dagen of een temperatuur die één graad onder de drempelwaarde blijft;
- droogte: wanneer er een tekort aan neerslag is;
- smog: een episode van vervuiling met een concentratie van hoge temperaturen, fijnstof en ozon. Dat gebeurt wanneer perioden van hitte in de zomer gepaard gaan met een sterke zonnestraling, weinig wind en zeer weinig neerslag. De combinatie van hitte en ozonconcentratie heeft aanzienlijke nadelige gevolgen voor de gezondheid.

De gefedereerde entiteiten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het Ozon- en hitteplan. Het plan omvat drie fasen (waakzaamheids-, waarschuwings- en alarmfase). Er waren vier perioden waarin de waarschuwingsfase werd geactiveerd in 2022, één in 2021, twee in 2020, drie in 2019 en twee in 2018. De alarmfase werd tot dusver slechts één keer geactiveerd, in 2020 (zie informatiebulletin van de IRCEL).

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt door zijn grote stedelijke oppervlakte, zijn aard en zijn configuratie nog meer getroffen door de gevolgen van de klimaatverandering via het stedelijk hitte-eilandeffect, d.w.z. gemiddeld hogere temperaturen dan in voorstedelijke en landelijke omgevingen. Dat effect is in 2018 door Leefmilieu Brussel in kaart gebracht. Binnen het Gewest zelf is er een verschil tussen de Brusselse rand, die relatief weinig last heeft van het fenomeen, een voorstedelijk gebied, dat matig wordt getroffen, en het stadscentrum, dat sterk wordt getroffen door het hitte-eilandeffect. Die zonering valt samen met de aanwezigheid en de dichtheid van groene ruimten.

In 2018 heeft VLINDER (VLaanderen IN DE weeR) het BUTTERFLY-project gelanceerd (met twee studieperiodes; 2018-2020 en 2020-2022) met zeventig meetpunten over het hele land, waaronder drie in Brussel, in verschillende omgevingen. De stations in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevinden zich:
- in de tuin van het Koninklijk Paleis;
- bij de Sint-Goedelekathedraal (dicht bij het Centraal Station);
- in de UNESCO-tuin in Koekelberg.

Meteorologische sensoren meten om de vijf minuten de temperatuur, de relatieve vochtigheid, de wind, de neerslag en de luchtdruk. De vergelijking van de gegevens (een heldere nacht tijdens de hittegolf) van Brussel in augustus 2020 met die van een controlestation (station in Asse, landelijk gebied) toont een verschil van 9 °C, een veel groter verschil in vergelijking met andere stedelijke steden zoals Antwerpen of Gent. De minima spelen een belangrijke rol, want wanneer tijdens een hittegolf de temperatuur 's nachts slechts licht afkoelt, heeft het lichaam meer moeite om te herstellen van de hitte van de dag. Het verschil tussen Brussel en het controlestation is overdag kleiner en zou kunnen worden verklaard door het microklimaat van de plaats, de aanwezigheid van schaduwen van gebouwen, enz. Er wordt ook een verschil vastgesteld tijdens winternachten, bijvoorbeeld in februari 2022, toen in Brussel geen negatieve temperaturen werden geregistreerd, in tegenstelling tot in de aangrenzende landelijke gebieden.

Voor het hele land was, volgens het KMI-rapport, de zomer van 2022 de droogste, samen met die van 2018, met een neerslaghoeveelheid van 110,6 mm - en 134,7 mm in 2018 (de normale hoeveelheid is 234,2 mm), met minder neerslagdagen (21 dagen in 2022 en 20 dagen in 2018), en met 36 zomerdagen in 2022 en 43 in 2018 (het normale aantal is 23,9 dagen).

Voor de zomer van 2022 werd ook de langste zonneschijnduur geregistreerd, met 779 uur en 11 min (ter vergelijking: voor de zomer van 2003 werd een duur van 739 uur en 48 min opgetekend).

Het spreekt dan ook voor zich dat deze warmte aanzienlijke gevolgen zal hebben, niet alleen voor ons milieu en de biodiversiteit, maar ook voor het thermisch comfort en de gezondheid van de burgers. Maatregelen om zich aan te passen aan de klimaatverandering zijn opgenomen in de beheersplannen, waaronder met name de introductie van soorten die beter zijn aangepast aan droogte, de versterking van de aanwezigheid van drinkfonteinen in de openbare ruimte, een studie over de installatie van tijdelijke vernevelaars, een herziening van de openingstijden van de parken, de versterking van het onthardings- en vergroeningsbeleid, de aanpassing van de maaihoogte van de grasvelden om de opname van vocht uit de lucht te verbeteren, en de begeleiding van de gebruikers via de website of de sociale netwerken, alsook in het veld via de parktoezichters.

Met betrekking tot de algemene beoordeling van de zomer van 2022 heeft Leefmilieu Brussel geen specifieke studie uitgevoerd. De groene ruimten werden echter dagelijks gemonitord. De veldteams waren bijzonder waakzaam om de DBDMH-procedure te activeren bij bosbrand en om gebieden af ​​te bakenen bij vallende takken of bomen.

De bomen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beleven hun vierde droogteperiode in minder dan vijf jaar tijd. De daaruit voortvloeiende waterstress verzwakt de minst vitale bomen en bedreigt hun toekomst. De bomen in crisis zijn vaak bomen die slecht aan hun omgeving zijn aangepast, omdat bij de plaatsing onvoldoende rekening is gehouden met hun ecologische eisen. Het zijn ook vergeten bomen, die in cruciale groeifasen zijn verwaarloosd, bijvoorbeeld bomen met een hoge lichtbehoefte, vergeten in de schaduw van hun buren. Ten slotte zijn het bomen die niet meer aangepast lijken te zijn aan hun omgeving, die de neiging heeft snel en sterk te veranderen, met name de beuk, een soort die veel en regelmatig water nodig heeft. Het aantal bomen dat door de droogte - of beter gezegd de opeenvolgende droogteperioden - in ons gewest wordt getroffen, is vandaag moeilijk in cijfers uit te drukken omdat ze allemaal in verschillende mate worden getroffen en omdat de droogteperioden niet alles verklaren. Veel bomen zullen zich herstellen als er de komende maanden voldoende regen valt. Andere bomen zijn al dood of zullen afsterven. In het voorjaar zal het mogelijk zijn een ​​beter zicht te krijgen op het niveau van herstel van de vegetatie, wanneer de energiereserves van de bomen worden geactiveerd om hun gebladerte te produceren.

Wat de gebruikers betreft, hebben de toezichters een lagere opkomst vastgesteld dan in de zomers van 2020 en 2021.

De parken werden druk bezocht in het voorjaar en tot eind juni. In augustus, tijdens de opeenvolgende hittegolven, waren het vooral de vertrouwde bezoekers die aan het begin van de dag naar de parken gingen op zoek naar de ochtendkoelte, en aan het einde van de middag kwamen groepen in de parken bijeen om te genieten van de zachte avondtemperaturen. Wanneer de zon op zijn hoogste punt stond, waren er maar weinig wandelaars.

In tegenstelling tot andere Europese regio's zijn onze waterlopen relatief gespaard gebleven. Voor alle waterlopen in het Brussels Gewest werd altijd een minimaal debiet aangehouden, waardoor ze niet opdroogden.

De hoge temperaturen leidden echter tot een aanzienlijke daling van de zuurstofconcentraties in het kanaal en in sommige vijvers. Die zuurstofdalingen hebben in sommige gevallen aanzienlijke vissterfte veroorzaakt.



Wat het effect van de droogte op de grondwaterstanden betreft, blijven de Brusselse grondwaterlichamen meestal binnen de waarden van 2021, die historisch laag waren voor de ondiepe waterlagen (met name het Brusseliaanzand onder het Zoniënwoud), maar historisch hoog voor de dieperliggende waterlagen (voor meer informatie: zie de schriftelijke vraag nr. 1198 van de heer Emin Özkara aan de heer Alain Maron). De situatie op middellange termijn moet worden opgevolgd en zal sterk afhangen van de goede of slechte aanvulling van de ondiepe waterlagen tijdens de volgende winter. Er zal een stand van zaken worden opgemaakt aan het einde van de winter (door de gewestelijke cel voor droogte).

Het toekomstige Waterbeheerplan voor de periode 2022-2027 zal een reeks maatregelen omvatten om het grondgebied beter bestand te maken tegen de uitdagingen van de klimaatverandering.