Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de bescherming van het gebouw D'Ieteren in Elsene.

Indiener(s)
Céline Fremault
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 730)

 
Datum ontvangst: 25/08/2022 Datum publicatie: 22/11/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 16/11/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
26/10/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag   
Op 27 juli laatstleden stond in de krant "La Dernière Heure" dat de regering beslist had een procedure op te sparten om verschillende delen van het gebouw van de D'Ieteren-groep aan de Maliestraat in Elsene te beschermen. Deze aankondiging valt samen met het voornemen van de eigenaar om het gebouw, de hoofdzetel van de gelijknamige onderneming, te renoveren.

Iedereen erkent de architectonische meerwaarde van het gebouw, met name de delen die gebouwd zijn volgens de architectuur van na de Tweede Wereldoorlog. We mogen ons trouwens verheugen over de wens van de eigenaar om bij de renovatie zoveel mogelijk originele elementen te behouden.

Ten slotte sluit deze aankondiging aan bij een ruimer proces dat de regering op gang heeft gebracht om - ik citeer - een inventaris van de modernistische gebouwen in ons Gewest op te maken. Een artikel in Le Soir van 25 augustus laatstleden was gewijd aan die inventarisatie. Daarin staat dat de opdracht voor de inventarisatie na een offerteoproep werd gegund aan een team van de ULB, dat de werken in januari 2022 zijn aangevat en een jaar zullen duren.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

  • Wat betreft de procedure tot bescherming van het gebouw aan de Maliestraat in Elsene, welke contacten werden gelegd met de vennootschap D'Ieteren vóór de aankondiging van 27 juli laatstleden? Bestaat er een specifieke dialoog tussen de onderneming en het Gewest in het kader van de toekomstige renovaties?

  • Kunt u in verband met de inventaris van de modernistische gebouwen in Brussel meedelen welke begroting voor de inventaris is uitgetrokken?

Welke criteria zijn vastgesteld om te selecteren welke van de 40.000 gebouwen waarvan bekend is dat ze tot die periode behoren, in de inventaris worden opgenomen?

Kunt u, ten slotte, preciseren wat de gevolgen zijn van de opname van een gebouw in de inventaris? Wordt het gewoon een gegevensbank waarmee de vergunnende overheden hun informatie over de "architecturale waarde" van een gebouw kunnen aanvullen bij de analyse van een desbetreffende vergunningsaanvraag zonder dat zulks verdere gevolgen heeft? Of impliceert de inventarisatie dat de bevoegde overheden na de opstelling van de inventaris automatisch er een analyse van zullen uitvoeren om een deel van de geïnventariseerde gebouwen die nog niet aan een beschermingsprocedure zijn onderworpen, snel en gemakkelijker te beschermen?

Naar mijn mening zal het inventarisatiewerk des te relevanter zijn als het de facto leidt tot bescherming van de opmerkelijkste gebouwen in de inventaris.

 
 
Antwoord    Er zijn regelmatige contacten tussen mijn administratie, de KCML, mijn kabinet en het bedrijf D’Ieteren. Ik heb het bedrijf op 4 oktober ook persoonlijk ontmoet om zijn project zo goed mogelijk te begeleiden, met name in het kader van de inschrijving op de bewaarlijst.

De eerste contacten gaan terug tot 11 maart 2022, de dag waarop de eerste projectvergadering plaatsvond. Bij deze gelegenheid werd overeengekomen om de volledige site te bezoeken en op die manier een concreet idee van de voorgestelde ingrepen te krijgen. Sinds dat bezoek vonden twee vergaderingen plaats tussen Urban en een vertegenwoordiger van de KCML. De ene vergadering ging door voor de invoering van de procedure voor de inschrijving op de bewaarlijst plaats en de andere erna. Tijdens de eerste vergadering werd de erfgoedvisie hoofdzakelijk aan het project getoetst. Tijdens de tweede werd hoofdzakelijk de invoering van de procedure besproken.

De contacten worden voortgezet en zullen doorgaan tot de afronding van de procedure voor de inschrijving op de bewaarlijst, maar ook tot de stedenbouwkundige vergunning (zoals in de gelijkaardige gevallen van de Royale belge en de ING-hoofdzetel, die ook ingeschreven zijn op de bewaarlijst met parallel een stedenbouwkundige vergunning).


De inventaris van het bouwkundig erfgoed van 1939 tot 1999 wordt samengesteld door een consortium van verschillende onderzoeksgroepen binnen de Faculteit Architectuur van de ULB-La Cambre en werd goedgekeurd en geregistreerd voor een bedrag van € 210 220,00 (excl. btw) of € 254 366,00 (incl. btw).


De criteria voor de inschrijving van een gebouw in de inventaris van het bouwkundig erfgoed liggen vast en gelden voor alle gebouwen, ongeacht hun tijdperk, met inbegrip van degene die tussen 1939 en 1999 werden gebouwd.

De erfgoedwaardes worden vastgesteld en beoordeeld op basis van de volgende selectiecriteria (criteria die frequent door andere Belgische en internationale overheden worden gebruikt):
o authenticiteit,
o zeldzaamheid,
o integriteit,
o representativiteit,
o de waarde als geheel,
o de contextuele waarde.

De erfgoedcriteria vormen een beoordelingskader dat samen met de (historische, archeologische, artistieke, esthetische, wetenschappelijke, sociale, technische, landschappelijke, stedenbouwkundige of folkloristische) erfgoedwaarden zoals omschreven in het BWRO in zekere zin de basisregels vormen voor de evaluatie van het bouwkundige erfgoed van elke periode.



Het gaat om een inventaris van visuele dringendheid die voortvloeit uit een gericht, grootschalig onderzoek op de site, die aan archiefdocumenten werd getoetst (bouwvergunning). Voor elk gebouw of geheel van gebouwen van deze inventaris zullen visuele elementen beschikbaar zijn, evenals de architect(en), de bouwdatum of -data, de typologie, de stijl en/of periode en de erfgoedwaarde waar het mee overeenstemt. Die zal in de vorm van een gegevensbank aan de administratie worden bezorgd, met de ambitie om ze in de loop van 2023 in de online-inventaris van het bouwkundige erfgoed (monument.heritage.brussels) in te voeren.



Momenteel is deze inventaris louter indicatief en heeft hij geen andere juridische gevolgen. De overgangsmaatregel uit artikel 333 van het BWRO blijft nog van toepassing. Die stelt dat “(...) alle monumenten en gehelen waarvoor een bouwvergunning afgegeven werd of die voor 1 januari 1932 gebouwd werden, als overgangsmaatregel, en die tot de publicatie van de inventaris van het onroerende erfgoed van het Gewest, beschouwd [worden] als ingeschreven op die lijst.” De bedoeling is evenwel dat de gebouwen van de inventaris 1939-1999 ook deel uitmaken van de wettelijke inventaris.


Er wordt ook voorzien dat de inventaris 1939-1999, van zodra die is opgesteld, ook zal worden gebruikt om het merendeel van de opmerkelijke gebouwen die ze bevat te identificeren en ter bescherming voor te leggen.