Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de modaliteiten voor de subsidiëring van de sector van de gemandateerde sociale inschakelingseconomie (GSIE).

Indiener(s)
Pierre-Yves Lux
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 1066)

 
Datum ontvangst: 18/07/2022 Datum publicatie: 01/12/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 30/11/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
04/11/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag   
Op 27 juni laatstleden werden de leden van deze assemblee geïnterpelleerd door FeBISP en FeBIO over de ingewikkelde situatie van hun leden, de actoren van de gemandateerde sociale inschakelingseconomie (GSIE) die onder uw toezicht van minister van Werkgelegenheid staat. De brief diende om ons te alarmeren over twee belangrijke uitdagingen en de gevolgen ervan:
  • de economische conjunctuur ten gevolge van de hollende inflatie, de daarmee verbonden  indexeringen en de ontoereikendheid van de in de ordonnanties vastgestelde compensaties, aangezien geen rekening wordt gehouden met de indexeringen van vóór februari;

  • de manier waarop de subsidies aan deze sector worden uitgekeerd.

Aangezien de eerste uitdaging aanleiding heeft gegeven tot reeds ingediende parlementaire vragen, is deze vraag gericht op het tweede punt, namelijk de wijze waarop de subsidies concreet en effectief aan deze sector worden gestort. In dat verband steek ik mijn verbazing niet onder stoelen of banken. Het blijkt immers dat de administratie de eerste schijf van de subsidies, d.w.z. 80%, aan de begunstigden uitbetaalt op basis van een schuldvordering en na een budgettaire vastlegging. Vandaag lijkt de eerste schijf nog steeds niet te zijn uitbetaald en er lijkt geen termijn te zijn meegedeeld, hoewel eind juli werd meegedeeld. Tegelijkertijd blijkt ook het saldo van 2021 nog niet te zijn uitbetaald.

Dat betekent dus dat de verenigingen enkele maanden activiteiten moeten prefinancieren (inclusief, naast de vernoemde indexeringen, het vakantiegeld of eventuele eindejaarspremies). Dat is terecht een thesaurieprobleem voor een groot deel van de sector.

Voorts lijkt de sector u over dit onderwerp te hebben geïnterpelleerd en lijkt uw kabinet naar Brusoc te hebben verwezen voor het verkrijgen van een lening. Op die lening lijkt echter rente verschuldigd te zijn, die ten laste komt van de organisatie die de lening is aangegaan, wat de sector ertoe brengt u te vragen om een oplossing te zoeken die geen extra kosten met zich meebrengt.

In  dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

  • Bevestigt u de regeling voor de storting van de subsidies aan de GSIE en acht u dat adequaat en redelijk, gelet op met name de thesaurieproblemen die daaruit voortvloeien? Zo neen, kunt u de nodige preciseringen verstrekken?

  • Wat zijn de redenen voor die regels? Zijn er mogelijkheden om ze te veranderen? Heeft uw kabinet en/of uw administratie ze vastgesteld? Zo ja, welke?

  • Bevestigt u dat uw kabinet de sector naar Brusoc heeft verwezen en dat de voorgestelde regeling een rentedragende lening is? Zo ja, vindt u het normaal dat een erkende en gesubsidieerde vereniging een beroep moet doen op een regeling die extra kosten met zich meebrengt om een werking aan te kunnen die sommigen onaangepast vinden?

 
 
Antwoord    Ik dank u voor uw vraag.

1.
Het financieringsmechanisme voorzien in de ordonnantie en toegepast door Brussel Economie en Werkgelegenheid ziet er als volgt uit:
- Het saldo van de financiering voor het jaar n-1 wordt betaald op basis van de bewijsstukken die op 15/02 van het jaar n moeten worden toegezonden;
- Op 15 februari dienen de structuren hun financieringsaanvraag voor het jaar n in.

Vervolgens analyseert, controleert en vereffent BEW deze verschillende financieringsschijven voor 130 ondernemingen.


Zoals ik in de Commissie heb uitgelegd, heeft de toekenning van flexibiliteit in verband met COVID ook gevolgen gehad voor de werklast van het bestuur.

Het lijkt me eveneens belangrijk te preciseren, en om u gerust te stellen, dat de eerste stap voor deze ondernemingen de goedkeuring is. Deze goedkeuring is gebaseerd op drie criteria: economische levensvatbaarheid, democratisch bestuur en gematigde loonspanning.

De economische levensvatbaarheid laat deze structuren toe niet afhankelijk te zijn van de gewestelijke financiering.
De komende maanden zal een evaluatie van de mandateringsprocedure van start gaan. Op basis daarvan kunnen pistes worden verkend om de zaken te laten evolueren.

2.

Ik acht het gepast dat een erkende en gemandateerde vereniging een beroep doet op een mechanisme om te lenen bij BRUSOC, omdat het sociale doel van BRUSOC onder meer een opdracht vermeldt om de sociale economie, profit en non-profit, te ondersteunen en te bevorderen, en gezien de opdracht die de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aan BRUSOC gedelegeerd heeft om de projecten binnen de sociale economie te ondersteunen.

Wat de interest betreft, heb ik 0% interest in 2020 en 1,5% interest in 2022 kunnen bedingen in plaats van de 4% die normalerwijze wordt toegepast, wat een echte uitdaging is in deze tijden van inflatie.