Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de huurwaarborg van het Woningfonds.

Indiener(s)
Bertin Mampaka Mankamba
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 1037)

 
Datum ontvangst: 26/09/2022 Datum publicatie: 17/01/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 23/12/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
21/11/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Het Woningfonds helpt gezinnen in precaire situaties hun huurwaarborg samen te stellen. Er zijn momenteel 2 soorten steun, enerzijds de 0%-lening die tot 100% van het garantiebedrag kan dekken en die in maximaal 24 maanden kan worden terugbetaald, en anderzijds de steun via het Brugal-fonds, dat het garantiebedrag voorschiet, waarbij de huurder maandelijks een bijdrage van 5 tot 30 euro betaalt.

Gezien de toename van het aantal verzoeken om bijstand, voorziet uw NPH in een jaarlijkse werkingsdotatie voor het Woningfonds om de dienst bijstand bij het samenstellen van een huurwaarborg te financieren.

U voorziet ook in de herfinanciering van het Woningfonds en de evaluatie van de haalbaarheid van de oprichting van een openbaar huurwaarborgfonds om de huurwaarborgen voor openbare en particuliere woningen te centraliseren. Bovendien bepaalt de algemene beleidsverklaring ook het volgende: “Tegelijkertijd zal de regering, na evaluatie van de haalbaarheid, de oprichting voorstellen van een openbaar huurwaarborgfonds dat tot doel heeft alle huurwaarborgen die voor zowel openbare als particuliere woningen zijn samengesteld, op termijn te centraliseren en te mutualiseren. Deze openbare instelling zal optreden als één loket voor verhuurders en huurders door te zorgen voor de gelijktijdige deponering van de huurgarantie, het huurcontract en de plaatsbeschrijving van elke woning. Het beheersmodel van dit fonds zal paritair zijn en zal verhuurders en huurders bij elkaar brengen. Intussen zal het huidige mechanisme van geleidelijke samenstelling van huurgaranties, georganiseerd door het Woningfonds, in samenwerking met de OCMW's worden versterkt.”

Daarom wil ik u de volgende vragen stellen:

  • Is het Woningfonds tijdens de zittingsperiode al geherfinancierd? Zo ja, voor hoeveel en hoe vaak?

  • Kunt u ons een voortgangsrapportage geven over het project betreffende de oprichting van een gewestelijk openbaar fonds voor de huurwaarborg?

  • Hebt u de modaliteiten van dit gewestelijk openbaar fonds voor de huurwaarborg bepaald ? Wat zijn de belemmeringen voor de oprichting van dit fonds?

  • Bent u nog steeds van plan de huisvestingscode te wijzigen om een gewestelijk openbaar fonds voor de huurwaarborg op te richten? Zo ja, wat zijn de termijnen ?

 
 
Antwoord    Ik heb de eer u het volgende antwoord mee te delen:
Eind 2021 heeft het Gewest een nieuwe renteloze lening op lange termijn (33 jaar) van 3 miljoen euro toegekend aan het Fonds voor de financiering van de activiteiten van het B3-fonds.
Het B3-fonds bevat de verrichtingen die zijn uitgevoerd door middel van terugvorderbare voorschotten die het Gewest vanaf 1998 heeft toegekend in het kader van de steun bij de samenstelling van de huurwaarborg. De financiering ervan is dus niet jaarlijks. Het fonds werd ook enkele jaren gespijsd door gewestelijke voorschotten voor de werking.
De steun in de vorm van leningen wordt na maximaal 24 maanden terugbetaald, waardoor het fonds kon worden gespijsd en er nieuwe leningen konden worden verstrekt. De toename van het aantal verstrekte leningen en de invoering van het mutualistisch BRUHWA-fonds hebben sinds begin 2018 echter geleid tot de noodzaak tot herfinanciering van het interne B3-fonds om de toename van de verwerkte volumes en het uitstaande bedrag op te vangen.
Wat betreft de oprichting van een gewestelijk openbaar huurwaarborgfonds: zoals ik op 6 oktober antwoordde op het verzoek om uitleg van mevrouw Maison over het conventioneringsbeleid, hebben de conclusies van het advocatenkantoor heel wat obstakels aan het licht gebracht. Voor de oprichting van een dergelijk fonds zou de verantwoordelijke instelling namelijk moeten voldoen aan de bepalingen van de zogenaamde federale “Prospectuswet”, een bancaire wetgeving met eisen die niet in verhouding staan tot het nagestreefde doel. Daarom is er afgezien van de oprichting van een dergelijk Fonds.