Schriftelijke vraag betreffende de impact van de klimaatconferentie in Sharm el-Sheikh - COP 27 - op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- Indiener(s)
- Emin Özkara
- aan
- Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1281)
Datum ontvangst: 20/11/2022 | Datum publicatie: 02/02/2023 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 22/23 | Datum antwoord: 19/01/2023 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
09/12/2022 | Ontvankelijk |
Vraag | Met het oog op de klimaatnoodtoestand en naar aanleiding van de COP 27 op 21 november 2022 wil ik u de volgende vragen stellen:
|
Antwoord | 1. Wat de Brusselse regering betreft, heeft geen enkele minister, staatssecretaris of lid van mijn kabinet de verplaatsing naar Egypte gemaakt. Het Brussels Gewest werd in de Belgische delegatie vertegenwoordigd door een deskundige van Leefmilieu Brussel. Die deskundige heeft de onderhandelingspunten met betrekking tot de aanpassing aan de klimaatverandering opgevolgd. Hij moest ook verslag uitbrengen over de voortgang van de onderhandelingen ter plaatse en fungeren als verbindingspunt tussen mijn kabinet en de Belgische delegatie in Egypte. België werd vertegenwoordigd door mevrouw Khattabi, federaal minister van Klimaat die, als zodanig, de functie van hoofd van de delegatie bekleedde, met uitzondering van voor het onderdeel ‘Leaders summit’, waar de eerste minister het hoofd van de delegatie was. Mevrouw Khattabi vertegenwoordigde België ook in de Europese coördinatie (een rol die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op zich zal nemen tijdens de COP28). 2. Wat de acties betreft om de Brusselaars tijdens de COP27 bewust te maken van de klimaatproblematiek, heeft Leefmilieu Brussel haar communicatie toegespitst op de thema's ‘renovatie’ en ‘biodiversiteit’. Wat de burden sharing (lastenverdeling) betreft, hebben de klimaatministers op 14 september 2022 een eerste gedeeltelijk politiek akkoord bereikt. Dat bestaat in een overeenkomst voor de jaren 2021 en 2022 en omvat de volgende vier elementen: 1. Vrijgeving van de inkomsten uit de veiling van ETS-rechten voor die twee jaren, om de entiteiten toe te rusten zodat ze hun beleid in de context van de energiecrisis kunnen uitvoeren: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontvangt 7,54% van de inkomsten voor de jaren 2021 en 2022, wat neerkomt op een bedrag van ongeveer 113.750.000 euro. 2. Bevestiging van de opheffing van het klimaatresponsabiliseringsmechanisme dat binnen de bijzondere financieringswet werd ingesteld, maar nooit werd geïmplementeerd. De methodologische beperkingen en de onmogelijkheid voor de Nationale Klimaatcommissie (NKC) om overeenstemming te bereiken over een analyse maakten het namelijk onmogelijk om het bedrag van de bonussen en malussen vast te stellen die aan de entiteiten hadden moeten worden toegekend, waardoor het mechanisme overbodig is. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krijgt 10 miljoen euro, wat neerkomt op een percentage dat bijna gelijk is aan de verdeelsleutel van de ETS-inkomsten. 3. Vaststelling van de verdeling van de inspanningen om de productiedoelstelling van 13% hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie voor 2021 en 2022 te bereiken. 4. En, tot slot, vaststelling van de verdeling van de inspanning voor de Belgische bijdrage aan de internationale klimaatfinanciering voor de jaren 2021-2024: voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedraagt de bijdrage voor 2021 en 2022 2.750.000 euro, een stijging van 500.000 euro ten opzichte van de periode vóór 2020. Voor 2023 en 2024 wordt de bijdrage verhoogd met 250.000 euro, tot een totaal van 3.000.000 euro. De ministers zijn overeengekomen dat over de rest van de te beslissen elementen met betrekking tot de lastenverdeling in de eerste helft van 2023 zal worden onderhandeld (om rekening te houden met de actualisering van het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP), die gepland staat voor juni 2023). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal in 2023 het voorzitterschap van de NKC overnemen en het zal dus mijn beurt zijn om de onderhandelingen te leiden. Het standpunt van het Gewest over de internationale koolstofmarkten is vergelijkbaar met het standpunt dat België sinds de COP25 verdedigt. België steunt de ‘principes van San Jose voor een verhoogde ambitie en de integriteit van de internationale koolstofmarkten’. Deze elf principes omvatten de noodzaak om de wereldwijde emissies te verminderen, om geen gebruik te maken van eenheden die vóór 2020 zijn uitgegeven, om overeenkomstige aanpassingen te doen voor alle activiteiten (geen risico op dubbeltelling van dezelfde reductie), om stimulansen tot averechts handelen (die een grotere ambitie in de toekomst in de weg kunnen staan) weg te werken, en om voor grote transparantie te zorgen. Opgemerkt moet worden dat de regels van de Overeenkomst van Parijs over de koolstofmarkten al in Glasgow werden afgerond. Ik ben ook ingenomen met de oprichting van een nieuw fonds voor de financiering van verlies en schade in verband met de klimaatverandering. Een dergelijk instrument versterkt de internationale solidariteit en is essentieel voor de meest kwetsbare landen die nu al te maken hebben met bepaalde extreme gebeurtenissen als gevolg van de klimaatverandering. Het standpunt van het Gewest over de oprichting van het fonds was hetzelfde als dat van België en de Europese Unie, namelijk dat de oprichting van een nieuw fonds, vanaf de COP27, kon worden gesteund op voorwaarde dat: - de focus ervan zou liggen op de financiering van de meest kwetsbare landen; - er voor het spijzen van het fonds zou worden gewerkt met een brede definitie die ook de opkomende economieën omvat, en met een financiering door multilaterale ontwikkelingsbanken en innovatieve financieringsbronnen. De tijdens de COP27 genomen beslissing weerspiegelt grotendeels die voorwaarden. De onderhandelingen zijn echter nog niet afgerond, aangezien de financieringsbronnen en de werkingsregels van het nieuwe fonds nog moeten worden vastgelegd tijdens de COP28. 3. Het Gewest en Leefmilieu Brussel hebben een groot aantal Europese en internationale partners van allerlei aard. Ik kan u wel de volgende elementen meedelen: - De internationale partners van Leefmilieu Brussel zijn universiteiten, andere steden/regio's, Europese (EEB) of internationale (bv. IUCN) verenigingen. - Gezien het aantal partners is het momenteel niet mogelijk om een volledige lijst van namen op te stellen. - Leefmilieu Brussel is betrokken bij verschillende algemene of thematische netwerken zoals Eurocities, ICLEI, ACR+, Energy Cities en Europarc. Die netwerken zijn platforms voor de uitwisseling van kennis en expertise. Ze stellen Leefmilieu Brussel ook in staat om contacten te leggen met tal van andere actoren zoals steden/regio’s, wat kan leiden tot de vorming van consortia voor het opzetten van Europese projecten. - In 2022 was Leefmilieu Brussel partner of coördinator van elf Europese projecten in het kader van onder meer de programma’s ‘LIFE’, ‘INTERREG NWE’, ‘Horizon 2020’ en ‘Urban Europe’; - Enkele van de universiteiten die bij deze projecten betrokken zijn, zijn: University of Brighton, Technische Universiteit Delft en ULg; - Betrokken landen, regio's en steden zijn onder andere Duitsland, Italië (Milaan), Portugal (Lissabon), Spanje (Barcelona) en Griekenland (Athene). 4. In 2021 heeft het Gewest de volgende bedragen gerapporteerd als internationale klimaatfinanciering: - 2.250.000 euro voor het Aanpassingsfonds (dit fonds is uitsluitend bestemd voor aanpassingsactiviteiten in de ontwikkelingslanden); - 30.000 euro voor een door Oxfam uitgevoerd project ter bevordering van duurzame landbouwtechnieken en het veiligstellen van grond op de centrale hoogvlakte van Burkina Faso. Het project was gericht op de aanpassing aan de klimaatverandering; - 32.123 euro voor een door Solsoc uitgevoerd project in de Democratische Republiek Congo dat gericht was op de ontwikkeling van klimaatveranderingsbestendige energie- en groenteproductietechnieken in Bukavu en omgeving (Zuid-Kivu). Het project was gericht op de aanpassing aan en de matiging van de klimaatverandering; - 14.590 euro voor een door Autre Terre uitgevoerd project in Burkina Faso ter versterking van het aanpassings- en matigingsvermogen van 4.000 producenten in de gemeenten Koudougou en Réo; - 197.279 euro voor een door Enabel uitgevoerd project in Mozambique voor de ontwikkeling van een watervoorzieningssysteem, op basis van bestaande boorputten met schoon water, en gevoed door het elektriciteitsnet, in gebieden die sinds kort worden bewoond door klimaatvluchtelingen, door het installeren van openbare kranen ter vervanging van de ontoereikende toegangspunten. Het project was gericht op de aanpassing aan de klimaatverandering; - 207.029 voor een door Enabel uitgevoerd project in Rwanda dat gericht was op het onderhoud en de upgrading van het Forest Monitoring and Evaluation System, de opleiding van de gebruikers (bosbouwambtenaren) en de ondersteuning van de bosbouwambtenaren bij het registreren en in kaart brengen van herbeboste bossen en agrobosbouwgebieden en bij de ontwikkeling van de bijbehorende beheersplannen. Het systeem maakt het mogelijk om het duurzame beheer van herbeboste gebieden regelmatig te monitoren en veilig te stellen, om de koolstofvoorraden op peil te houden. Het project was dus gericht op de matiging van de klimaatverandering; - 6.572 euro voor het Trust Fund for Supplementary Activities van het UNFCCC (dit betreft strikt genomen geen aanpassings- of matigingsacties, maar de financiering van de activiteiten van het UNFCCC-secretariaat). Aangezien de bedragen voor 2022 nog niet officieel zijn gerapporteerd, kan ik u nog geen gedetailleerd en definitief overzicht geven van de bijdragen van het Gewest aan de internationale klimaatfinanciering. Ik kan u echter wel meedelen dat het Brussels Gewest op 2 december 2022 een nieuwe overeenkomst met Enabel heeft ondertekend voor een bedrag van 4.150.000 euro ter ondersteuning van concrete activiteiten voor de aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering, die door Enabel in de partnerlanden van de Belgische samenwerking zullen worden uitgevoerd. De onder de overeenkomst vallende activiteiten zullen voornamelijk gericht zijn op de aanpassing aan de klimaatverandering in stedelijke gebieden. |